ECLI:NL:CRVB:2010:BM5912

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2138 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum Wajong-uitkering en bijzondere gevallen

In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van een Wajong-uitkering voor appellante, die hoger beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd gehandhaafd. Dit besluit hield in dat de Wajong-uitkering aan appellante met ingang van 18 maart 2007 was toegekend, maar dat deze pas eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraagdatum, indien er sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden waaronder appellante is opgegroeid en haar situatie na de jeugd geen bijzonder geval opleverden. Appellante had, ondanks haar moeilijke omstandigheden, in staat moeten zijn om tijdig een aanvraag in te dienen, eventueel met hulp van derden. De rechtbank wees erop dat onbekendheid met de Wajong-regeling geen reden kan zijn voor het aannemen van een bijzonder geval.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de wet bepaalt dat een Wajong-uitkering pas eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraagdatum, indien er sprake is van een bijzonder geval. De omstandigheden van appellante, hoewel moeilijk, voldeden niet aan de criteria voor een bijzonder geval. De Raad benadrukte dat onbekendheid met de Wajong-regeling geen reden is om aan te nemen dat er sprake is van een bijzonder geval. De Raad liet de uitspraak van de rechtbank in stand en concludeerde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/2138 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 27 maart 2009, 08/1425 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 21 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2010. Appellante was aanwezig. Voor het Uwv was aanwezig P.J.L.H. Coenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), zoals die luidden tot 1 januari 2010.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ongegrond verklaard het beroep van appellante tegen het besluit van 12 augustus 2008, bij welk besluit het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van 17 juni 2008, waarbij aan appellante met ingang van 18 maart 2007 een Wajong-uitkering is toegekend.
2.2. De rechtbank heeft bij haar uitspraak overwogen dat zij op grond van de door appellante gestelde omstandigheden niet anders kan concluderen dan dat er geen sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank heeft onderkend dat de omstandigheden waarin appellante verkeerde niet gemakkelijk waren. Niettemin moest appellante naar haar oordeel in staat zijn geweest, zonodig met behulp van derden, op een eerder tijdstip een aanvraag om een Wajong-uitkering in te dienen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv op juiste gronden aangenomen dat er bij appellante geen sprake was van een onvermogen om (tijdig) een uitkering aan te vragen. Daarbij heeft de rechtbank erop gewezen dat appellante wel in staat is geweest om een bijstandsuitkering aan te vragen. Tevens heeft de rechtbank overwogen dat onbekendheid met de regelgeving nimmer een reden kan zijn tot het aannemen van een bijzonder geval.
3.1. De Raad is het met de rechtbank eens. De wet bepaalt dat een Wajong-uitkering pas eerder kan ingaan dan een jaar voor de dag waarop de aanvraag is gedaan, indien er sprake is van een bijzonder geval. De omstandigheden waaronder appellante is opgegroeid en de situatie waarin appellante na haar jeugd verkeerde, waren zeker voor haar niet gemakkelijk, maar die omstandigheden en die situatie leveren geen bijzonder geval op. Van een bijzonder geval kan wel sprake zijn bij een onvermogen om eerder een aanvraag in te dienen of in een situatie waarin iemand niet in de gaten heeft dat er sprake is van arbeidsongeschiktheid. Vaak gaat het daarbij om een ernstige psychiatrische aandoening. Van zo’n aandoening is bij appellante geen sprake. Wel doet zich bij appellante de situatie voor dat zij niet wist dat zij een aanvraag om een Wajong-uitkering kon doen. Appellante heeft dit op de zitting van de Raad ook gezegd. De Raad heeft al vaker geoordeeld dat onbekendheid met de Wajong geen reden is voor het aannemen van een bijzonder geval.
3.2. De Raad laat dan ook de uitspraak van de rechtbank in stand.
4. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en R.C. Stam en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.A. van Amerongen.
JL