ECLI:NL:CRVB:2010:BM2378

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3821 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en beoordeling van verdiencapaciteit

In deze zaak gaat het om de toekenning van een WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan appellante, die als bejaardenhelpende heeft gewerkt. Appellante is op 6 december 2005 uitgevallen voor haar werk en heeft in 2007 recht gekregen op een WGA-uitkering, waarbij haar verlies aan verdiencapaciteit op 62% is vastgesteld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft echter in 2008 het bezwaar van appellante ongegrond verklaard en de uitkering ingetrokken per 19 juni 2008. De rechtbank Utrecht heeft de uitspraak van het Uwv bevestigd, waarop appellante in hoger beroep is gegaan.

Tijdens de zitting heeft appellante aangevoerd dat zij veel lichamelijke en psychische klachten ervaart en dat er ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Ze heeft verwezen naar medische rapporten van dr. N. Eken en dr. H.L.S.M. Busard. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de door appellante aangevoerde argumenten in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bieden ten opzichte van de eerdere procedure. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts geen verdergaande beperkingen of een urenbeperking had hoeven aannemen, en dat de in de voorgehouden functies voorkomende belasting niet boven appellantes mogelijkheden uitsteeg.

De Raad heeft ook opgemerkt dat het besluit van het gemeentebestuur van Baarn, dat gebaseerd was op een medisch onderzoek van 15 februari 2010, geen betekenis heeft voor de beoordeling van de zaak, aangezien de relevante data in geding eerder lagen. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/3821 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 28 mei 2009, 08/1452 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 23 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft H.J.A. Aerts, werkzaam bij Delescen advocaten te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2009. Appellante is verschenen in persoon, bijgestaan door Aerts. Het Uwv was vertegenwoordigd door M. Florijn.
Ter zitting is het onderzoek geschorst teneinde appellante in de gelegenheid te stellen nadere medische informatie in te brengen en de bezwaarverzekeringsarts van het Uwv daarop te laten reageren.
Bij schrijven van 7 december 2009 heeft appellante een brief van dr. H.L.S.M. Busard, zenuwarts, overgelegd.
Het Uwv heeft daarop gereageerd middels een rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 18 december 2009.
Op 1 maart 2010 heeft appellante een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn van 23 februari 2010 overgelegd.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 12 maart 2010. Appellante is daar – zoals zij had bericht – niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Kuilenburg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante is werkzaam geweest als bejaardenhelpende. Op 6 december 2005 is zij voor dit werk uitgevallen. Bij besluit van 23 oktober 2007 is vastgesteld dat zij ingaande 4 december 2007 recht heeft op een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Daarbij is haar verlies aan verdiencapaciteit bepaald op 62%.
1.2. Bij besluit op bezwaar van 18 april 2008 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard en de uitkering ingetrokken met ingang van 19 juni 2008.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat bij appellante geen sprake is van een situatie van geen duurzaam benutbare mogelijkheden. Voorts heeft de rechtbank in de beschikbare medische gegevens onvoldoende aanknopingspunten aangetroffen om te concluderen dat de bezwaarverzekeringsarts verdergaande beperkingen of een urenbeperking had moeten aannemen. De rechtbank heeft onvoldoende reden om de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat het rapport van Busard geen aanleiding geeft om de Functionele Mogelijkheden Lijst aan te passen dan wel een urenbeperking te stellen, voor onjuist te houden. De in de voorgehouden functies voorkomende belasting overschrijdt appellantes mogelijkheden om te functioneren niet.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij veel lichamelijke en psychische klachten heeft en aanzienlijke beperkingen. Ten onrechte is geen urenbeperking aangenomen. Zij heeft onder meer verwezen naar een rapport van dr. N. Eken, revalidatiearts, van 23 mei 2007 en naar de rapportage van Busard van 12 januari 2009.
4.1. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De door appellante in hoger beroep overgelegde brief van Busard leidt evenmin tot een andere conclusie, aangezien deze arts de door hem genoemde beperkingen niet baseert op objectieve medische gegevens.
4.2. Met betrekking tot het besluit van het gemeentebestuur van Baarn overweegt de Raad dat dit besluit is gebaseerd op een medisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden op 15 februari 2010, terwijl de data in geding 4 december 2007 en 19 juni 2008 zijn. Reeds hierom kan aan dit besluit geen betekenis worden toegekend.
5. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en R.C. Stam en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.A. van Amerongen.
GdJ