ECLI:NL:CRVB:2010:BM2375
Centrale Raad van Beroep
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die een WIA-uitkering heeft aangevraagd na arbeidsongeschiktheid door whiplashklachten. Appellant, een beveiligingsmedewerker, is op 30 november 2005 na een ongeval uitgevallen. Na de wachttijd heeft een beoordeling plaatsgevonden door een verzekeringsarts, die concludeerde dat appellant lichte cognitieve beperkingen heeft en beperkt is in nekbelasting. De arbeidskundige oordeelde dat appellant niet meer geschikt was voor zijn eigen werk, maar wel voor zes andere functies, wat leidde tot een inschatting van minder dan 35% arbeidsongeschiktheid. Op 14 januari 2008 werd appellant meegedeeld dat hij geen recht had op een WIA-uitkering.
Appellant heeft bezwaar aangetekend, waarbij hij stelde dat zijn nekklachten meer beperkingen met zich meebrachten dan het Uwv had aangenomen. In beroep herhaalde hij deze stelling en bracht hij aanvullende medische informatie in van zijn medisch adviseur. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat zij zich kon verenigen met de medische en arbeidskundige beoordeling van het Uwv.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en diende hij opnieuw medische informatie in. De Raad oordeelde dat de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan en dat er geen aanwijzingen waren dat zij de beperkingen van appellant hadden onderschat. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat het Uwv voldoende had aangetoond dat appellant geschikt was voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.