ECLI:NL:CRVB:2010:BM2317

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4175 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning WAO-uitkering na eerdere intrekking met voldoende medische en arbeidskundige grondslag

In deze zaak gaat het om de toekenning van een WAO-uitkering aan appellante, die eerder een intrekking van haar uitkering had ervaren. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zutphen. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.W.H.M. Koers, betwistte de medische beoordeling van het Uwv, dat haar beperkingen onvoldoende had erkend. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende zorgvuldig was en dat de functies die aan het besluit ten grondslag lagen, geschikt waren voor appellante.

De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat er geen nieuwe aanknopingspunten waren om aan te nemen dat appellante op de datum in geding medisch meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de verklaring van de behandelend psychiater, waarin appellante's klachten werden beschreven, niet voldoende steun bood voor haar standpunt. De Raad concludeerde dat het Uwv afdoende had gemotiveerd dat de functies vanuit medisch oogpunt geschikt waren voor appellante.

Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 23 april 2010.

Uitspraak

09/4175 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 17 juni 2009, 08/1358 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 23 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.W.H.M. Koers, advocaat te Doesburg, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2010. Namens appellante is verschenen mr. Koers. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.S. Winkel.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante ontvangt sedert 1987 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De mate van arbeidsongeschiktheid van appellante is op basis van het aangepaste Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, zoals dat per 1 oktober 2004 geldt, herbeoordeeld. Het Uwv heeft appellante bij besluit van 9 december 2005 medegedeeld dat haar
WAO-uitkering met ingang van 9 februari 2006 wordt ingetrokken. Het beroep tegen de terzake afgegeven beslissing is door de rechtbank Zutphen bij uitspraak van 15 december 2006 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is door de Raad bij uitspraak van 12 september 2008 (07/557) bevestigd.
2. Omdat appellante op 1 juli 2004 tussen de 45 en 50 jaar oud was, is ter uitvoering van artikel 34, vijfde lid, van de WAO de mate van haar arbeidsongeschiktheid per 22 februari 2007 door het Uwv herbeoordeeld op basis van het oude Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, zoals dit tot 1 oktober 2004 gold. Bij besluit van30 november 2007 is aan appellante per 22 februari 2007 uitkering ingevolge de WAO verleend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Bij besluit van 9 juli 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 30 november 2007 ongegrond verklaard. Hieraan liggen de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts A.D.C. Huijsmans, de arbeidsdeskundige H. uit den Bogaard en de bezwaararbeidsdeskundige P. Matthijssen van respectievelijk
22 mei 2008, 12 juni 2008 en 4 juli 2008 ten grondslag.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, samengevat, de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende zorgvuldig geacht en heeft geen aanleiding gezien voor twijfel aan het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts. Voorts heeft de rechtbank de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellante geschikt geacht. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende inzichtelijk gemaakt dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van appellante om te functioneren niet overschrijdt.
4. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, vormt in essentie een herhaling van hetgeen zij reeds in beroep naar voren heeft gebracht. Ook in hoger beroep stelt appellante zich op het standpunt dat haar beperkingen zijn onderschat en zij gezien haar beperkingen de voorgehouden functies niet kan vervullen. Uit de in beroep overgelegde verklaring van de behandelend psychiater M.A.W. Verwielen van 21 mei 2009 blijkt volgens appellante dat haar klachten in intensiteit zijn toegenomen en thans eveneens sprake is van chronische hyperventilatie en paniekaanvallen.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de gronden van appellante afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en maakt die tot de zijne. In hetgeen appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat zij op de datum in geding medisch meer beperkt was dan door het Uwv is aangenomen. Voor het standpunt van appellante is geen steun te vinden in de verklaring van Verwielen van 21 mei 2009. Uit die verklaring is, anders dan appellante meent, niet af te leiden dat zij meer of anders beperkt is dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is aangenomen. De psychiater geeft immers duidelijk aan dat appellante in de periode tussen 9 februari 2006 en 22 februari 2007 dezelfde klachten heeft gehad.
5.3. Aldus uitgaande van de juistheid van de FML, is de Raad evenals de rechtbank van oordeel dat door het Uwv afdoende is gemotiveerd dat de aan het besluit van 9 juli 2008 ten grondslag gelegde functies voor appellante vanuit medisch oogpunt geschikt moeten worden geacht.
6. De Raad komt tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en R.C. Stam en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.A. van Amerongen.
JL