ECLI:NL:CRVB:2010:BM2296

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6248 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering en verzoek om herziening van besluit

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 7 oktober 2008 het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het Uwv had eerder, op 30 maart 1999, geweigerd om appellant met ingang van 30 juni 1997 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen. Dit besluit werd later door de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep bevestigd. Appellant verzocht in 2006 het Uwv om terug te komen op dit besluit, maar het Uwv wees dit verzoek af, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd. De rechtbank bevestigde deze afwijzing in haar uitspraak.

Tijdens de zitting op 12 maart 2010 was appellant aanwezig, bijgestaan door een tolk, terwijl het Uwv zich niet vertegenwoordigde. De Raad overwoog dat, volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), degene die een bestuursorgaan verzoekt om terug te komen op een eerder besluit, nieuwe feiten of veranderde omstandigheden moet aanvoeren. De Raad was van oordeel dat de door appellant aangevoerde omstandigheden en de overgelegde medische informatie niet als nieuw feit of veranderde omstandigheid konden worden aangemerkt. De Raad benadrukte dat er in het kader van een verzoek als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb geen plaats is voor deskundigenonderzoek in beroep en hoger beroep.

Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 april 2010.

Uitspraak

08/6248 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 oktober 2008, 08/1670 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 23 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door K. Beia als tolk. Het Uwv heeft zich, met voorafgaand bericht, niet doen vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 30 maart 1999 heeft een rechtsvoorganger van het Uwv geweigerd aan appellant met ingang van 30 juni 1997 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen. Bij besluit van 17 januari 2000 heeft de rechtsvoorganger van het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 30 maart 1999 ongegrond verklaard. Het daartegen ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard, welke uitspraak door de Raad bij uitspraak van 15 april 2003, 01/1825 WAO, is bevestigd.
2. Bij brief van 8 augustus 2006 heeft appellant het Uwv verzocht om terug te komen van het besluit van 30 maart 1999. Bij besluit van 19 februari 2007 heeft het Uwv dit verzoek afgewezen. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd. In bezwaar heeft appellant aangegeven dat hij nog steeds ziek is en geen werk kan verrichten. Verder stelt appellant dat hij eerst lichamelijk onderzocht moet worden voordat het Uwv een nieuw besluit neemt. Bij besluit van 4 april 2008 heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 4 april 2008, hierna: het bestreden besluit, ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep heeft appellant grotendeels herhaald wat hij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan in de aangevallen uitspraak ten grondslag gelegde overwegingen. Zoals is bepaald in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is degene die een bestuursorgaan verzoekt van een eerder genomen besluit terug te komen gehouden bij dit verzoek nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden die zulk een terugkomen kunnen rechtvaardigen. Zijn geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden vermeld, dan kan het bestuursorgaan het verzoek zonder nader onderzoek afwijzen onder verwijzing naar het eerdere besluit.
5.3. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de door appellant aangevoerde omstandigheden en de overgelegde medische informatie niet als een nieuw feit of een veranderde omstandigheid als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb kunnen worden aangemerkt. Ter voorlichting van appellant overweegt de Raad nog dat in het kader van een verzoek als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb in beroep en hoger beroep geen plaats is voor een deskundigenonderzoek.
6. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en R.C. Stam en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.A. van Amerongen.
KR