ECLI:NL:CRVB:2010:BM2124

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6132 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van opslagkosten van inboedel bij verhuizing van een militair

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant, een militair, die een verzoek had ingediend om vergoeding van opslagkosten van zijn inboedel. De appellant had zijn woning in Haassel, Duitsland, op 1 augustus 2007 verkocht, maar kon niet direct zijn nieuwe woning in [woonplaats] betrekken. Hierdoor was zijn inboedel voor een korte periode opgeslagen. De commandant van de Landstrijdkrachten had de aanvraag van de appellant om vergoeding van de opslagkosten afgewezen, en deze afwijzing werd gehandhaafd na bezwaar. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep betoogde de appellant dat hij recht had op vergoeding van de opslagkosten op basis van artikel 9, derde lid, van het Verplaatsingskostenbesluit militairen (VKBM), omdat hij niet over zijn nieuwe woning kon beschikken. De commandant stelde echter dat de situatie waarin de appellant zich bevond het gevolg was van een persoonlijke keuze van de appellant zelf. De Raad volgde de redenering van de commandant en oordeelde dat de appellant geen directe aanspraak kon maken op een verhuiskostenvergoeding ingevolge het VKBM. De Raad concludeerde dat de commandant op goede gronden geen bijzonder geval aanwezig achtte waarin toepassing van de hardheidsclausule van artikel 28 van het VKBM aangewezen was.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en zag geen aanleiding om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter, en de leden M.C. Bruning en A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van griffier P.W.J. Hospel.

Uitspraak

08/6132 MAW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (Duitsland), (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 9 september 2008, 08/433 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Commandant Landstrijdkrachten (hierna: commandant)
Datum uitspraak: 8 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De commandant heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2010. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A.W.C. Naalden, werkzaam bij het ministerie van Defensie. Appellant is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een uitgebreid overzicht van de hier van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Aan appellant is met toepassing van artikel 28 van het Verplaatsingskostenbesluit militairen (VKBM) uit coulance een tegemoetkoming verstrekt in verband met zijn verhuizing van Haassel (Duitsland) naar [woonplaats]. Als gevolg van de verkoop van zijn woning in Haassel moest hij die op 1 augustus 2007 verlaten. Hij kon niet direct aansluitend de door hem gekochte woning in [woonplaats] betrekken. In verband daarmee is zijn inboedel voor een korte periode opgeslagen.
1.2. Appellant heeft een aanvraag gedaan om vergoeding van de opslagkosten. Die aanvraag is afgewezen. Na bezwaar is die afwijzing gehandhaafd bij het bestreden besluit van 30 november 2007.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat hij op 1 augustus 2007 niet over zijn nieuwe woning kon beschikken en dat hem in een dergelijk geval ingevolge artikel 9, derde lid, van het VKBM een vergoeding toekomt van de kosten van opslag.
4. De commandant heeft gesteld dat de omstandigheid dat appellant niet op 1 augustus 2007 zijn nieuwe woning kon betrekken, een gevolg is van een persoonlijk keuze van appellant.
5. De Raad overweegt dat hij de commandant kan volgen. Ervan uitgaande dat appellant ter zake van de door hem ondernomen verhuizing geen directe aanspraak kon maken op een verhuiskostenvergoeding ingevolge het VKBM, heeft de commandant in de situatie die ontstond door de verkoop van de oude woning en de koop van de nieuwe woning, op goede gronden niet (opnieuw) een bijzonder geval aanwezig geacht waarin toepassing van de hardheidsclausule van artikel 28 van het VKBM aangewezen was.
6. Dit brengt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. De Raad ziet tot slot geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en M.C. Bruning en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 april 2010.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) P.W.J. Hospel.
HD