ECLI:NL:CRVB:2010:BM2039

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2071 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en inhouding sociale verzekeringspremies in het kader van de Wet Wajong

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet Wajong. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de betaalspecificaties van zijn uitkering, waarbij hij zich richtte tegen de inhouding van sociale verzekeringspremies. Het Uwv had in een eerder besluit op bezwaar van 26 juni 2008 een verhoging van de uitkering toegekend met terugwerkende kracht tot 12 februari 1993, maar verklaarde de bezwaren van appellant tegen de inhoudingen ongegrond. In beroep vroeg appellant voor het eerst om schadevergoeding, stellende dat het Uwv onrechtmatig had gehandeld door niet eerder de verhoging van zijn uitkering te bevorderen, wat volgens hem had geleid tot schade door de inhouding van premies.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, met de overweging dat het Uwv verplicht was om premies in te houden op de nabetaling. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor verdere schadeloosstelling, aangezien appellant al wettelijke rente had ontvangen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het Uwv onrechtmatig had gehandeld en dat hij recht had op compensatie voor de ingehouden premies.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het geschil in hoger beroep niet meer ging over de hoogte van de ingehouden premies, maar dat het verzoek om schadevergoeding niet gebaseerd was op het bestreden besluit. De Raad concludeerde dat de rechtbank buiten de grenzen van het geding was getreden door zich inhoudelijk uit te laten over het schadevergoedingsverzoek, dat niet aan de orde was in het beroep. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking had op de verdere schadeloosstelling, bevestigde de uitspraak voor het overige, en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant.

Uitspraak

P R O C E S - V E R B A A L
van de mondelinge uitspraak van de
CENTRALE RAAD VAN BEROEP
enkelvoudige kamer
Datum: vrijdag, 29 maart 2010
Aanvang: 12.45 uur
Zitting heeft: mr. R.C. Stam.
Griffier: D.E.P.M. Bary.
1e zaak, reg.nr.: 09/2071 WAJONG
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), verschenen bij gemachtigde, mr. S.T. Dieters, advocaat te Groningen,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna Uwv), verschenen bij gemachtigde, mr. C. van den Berg.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant stelde mr. S.T. Dieters, advocaat te Groningen, hoger beroep in.
Het Uwv voerde verweer.
Het geding is vandaag ter zitting behandeld.
II. OVERWEGINGEN
Appellant ontvangt een uitkering uit hoofde van de Wet Wajong. Bij besluit op bezwaar van 26 juni 2008 kende het Uwv hem met terugwerkende kracht tot 12 februari 1993 een verhoging van zijn uitkering wegens hulpbehoevendheid toe.
Namens appellant werd bezwaar gemaakt tegen de betaalspecificaties van zijn uitkering van 7 juli 2008 en 4 augustus 2008. Zijn bezwaar richtte zich tegen de inhouding van sociale verzekeringspremies.
Bij het bestreden besluit van 17 oktober 2008 verklaarde het Uwv appellants bezwaren ongegrond.
In beroep stelde appellant zich wederom op het standpunt dat de sociale verzekeringspremies ten onrechte werden ingehouden. Voor het eerst in beroep vroeg appellant schadevergoeding. Hij stelde daartoe dat (de rechtsvoorganger van) het Uwv onrechtmatig jegens hem handelde doordat hij vanaf 1993 naliet om een aanvraag tot de verhoging van zijn uitkering wegens hulpbehoevendheid te bevorderen. Hierdoor is volgens appellant schade ontstaan, bestaande uit het verschil tussen de netto uitkering die hem zou zijn betaald als direct vanaf 12 februari 1993 een hogere uitkering zou zijn betaald en de netto uitkering die hem feitelijk is betaald. Ter zitting lichtte appellant toe dat een deel van die schade, de fiscale schade, door het Uwv is vergoed. Onvergoed bleef echter het verschil dat ontstond in verband met de inhouding van sociale verzekeringspremies.
Bij de aangevallen uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van appellant ongegrond. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv verplicht is om premies voor de sociale verzekeringen in te houden op het bedrag van de nabetaling. Naar het oordeel van de rechtbank is het Uwv daarom niet gehouden tot compensatie van de ingehouden premies. Er is al een schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente is toegekend en de schade die samenhangt met de te late betaling van de uitkering wordt alleen vergoed in de vorm van wettelijke rente. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank geen grond voor een verdere schadeloosstelling aan appellant.
In hoger beroep stelt appellant dat het Uwv onrechtmatig heeft gehandeld door pas in 2008 zijn uitkering wegens hulpbehoevendheid te verhogen en dat hij dient te worden gecompenseerd voor de daardoor ontstane geschade, bestaande uit de inhouding van sociale verzekeringspremies.
De Raad overweegt als volgt.
De Raad stelt allereerst vast dat in hoger beroep niet langer in geschil is dat het Uwv gehouden was om de betrokken sociale verzekeringspremies in te houden.
De Raad stelt tevens vast dat het geschil bij de rechtbank beperkt was tot de hoogte van de ingehouden sociale verzekeringspremies. De door appellant verlangde schadevergoeding staat los van het in beroep bestreden besluit. Appellant heeft ook niet aangevoerd dat door het bestreden besluit schade is ontstaan. Het schadevergoedingsverzoek was daarmee niet gebaseerd op het bepaalde in artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De toewijzing van een dergelijk verzoek zou ook afstuiten op de ongegrondverklaring van het beroep. Waar het verzoek om schadevergoeding eerst in beroep aan de orde kwam, houdt het bestreden besluit daarover niets in. Onder deze omstandigheden trad de rechtbank buiten de door artikel 8:69, eerste lid, van de Awb getrokken grenzen van het geding door zich inhoudelijk uit te laten over dat schadevergoedingsverzoek.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze betreft het oordeel van de rechtbank dat er geen grond is voor een verdere schadeloosstelling;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 1.288,-, te betalen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uwv aan betrokkene het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 149,- vergoedt.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 29 maart 2010
(get.) mr. R.C. Stam
(get.) D.E.P.M. Bary
TM