ECLI:NL:CRVB:2010:BM2039
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding en inhouding sociale verzekeringspremies in het kader van de Wet Wajong
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet Wajong. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de betaalspecificaties van zijn uitkering, waarbij hij zich richtte tegen de inhouding van sociale verzekeringspremies. Het Uwv had in een eerder besluit op bezwaar van 26 juni 2008 een verhoging van de uitkering toegekend met terugwerkende kracht tot 12 februari 1993, maar verklaarde de bezwaren van appellant tegen de inhoudingen ongegrond. In beroep vroeg appellant voor het eerst om schadevergoeding, stellende dat het Uwv onrechtmatig had gehandeld door niet eerder de verhoging van zijn uitkering te bevorderen, wat volgens hem had geleid tot schade door de inhouding van premies.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, met de overweging dat het Uwv verplicht was om premies in te houden op de nabetaling. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor verdere schadeloosstelling, aangezien appellant al wettelijke rente had ontvangen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het Uwv onrechtmatig had gehandeld en dat hij recht had op compensatie voor de ingehouden premies.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het geschil in hoger beroep niet meer ging over de hoogte van de ingehouden premies, maar dat het verzoek om schadevergoeding niet gebaseerd was op het bestreden besluit. De Raad concludeerde dat de rechtbank buiten de grenzen van het geding was getreden door zich inhoudelijk uit te laten over het schadevergoedingsverzoek, dat niet aan de orde was in het beroep. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking had op de verdere schadeloosstelling, bevestigde de uitspraak voor het overige, en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant.