ECLI:NL:CRVB:2010:BM0265

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4921 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en medische grondslag in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die per 4 november 2007 is ingetrokken door het Uwv, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder was dan 15%. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard. De rechtbank Maastricht heeft in haar uitspraak van 22 juli 2009 geoordeeld dat het verzekeringskundig onderzoek naar de beperkingen van appellant zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. Appellant heeft in hoger beroep de medische grondslag van het bestreden besluit ter discussie gesteld en aangevoerd dat er ten onrechte geen beperking is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) met betrekking tot zijn oververmoeidheid. Hij stelde dat hij slechts korte teksten kan lezen zonder duizelig te worden en dat er een urenbeperking had moeten worden aangenomen. Daarnaast betwistte hij de geschiktheid van de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, omdat deze zijn belastbaarheid zouden overschrijden.

Het Uwv heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de gronden van het hoger beroep dezelfde zijn als die bij de rechtbank zijn ingediend. De bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige hebben in hun rapportages geen reden gezien om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten heeft ingebracht en dat er geen objectieve medische gegevens zijn die twijfels doen rijzen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat de drie functies die aan de schatting ten grondslag liggen, medisch passend zijn voor appellant.

De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en M. Greebe als leden, in aanwezigheid van griffier R.L. Rijnen.

Uitspraak

09/4921 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 22 juli 2009, 08/765 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L. Bovenkamp, advocaat te Maastricht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2010. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde. Het Uwv was vertegenwoordigd door A.H.G. Boelen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 4 september 2007 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat de aan hem verstrekte WAO-uitkering, berekend naar een percentage van 80-100, per 4 november 2007 (de datum in geding) ingetrokken wordt omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum minder is dan 15%.
1.2. Het door appellant gemaakte bezwaar is bij besluit van 15 april 2008 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het verzekeringskundig onderzoek naar de beperkingen van appellant zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de bij appellant vastgestelde beperkingen.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep de medische rondslag van het bestreden besluit ter discussie gesteld en aangevoerd dat in de FML ten onrechte geen beperking is opgenomen op 1.9.9 (persoonlijk risico) in verband met zijn oververmoeidheid. Er is ten onrechte geen rekening gehouden met het gegeven dat appellant slechts een korte tekst kan lezen omdat hij anders duizelig wordt. Voorts had er een urenbeperking aangenomen moeten worden. Tot slot heeft appellant aangevoerd dat de aan de schatting ten grondslag liggende functies geen van alle geschikt zijn omdat ze allemaal zijn belastbaarheid overschrijden.
3.2. Het Uwv heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de gronden van het hoger beroep dezelfde strekking hebben als de gronden zoals die bij de rechtbank zijn ingediend. Uit de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts van 22 oktober 2009 en de bezwaararbeidsdeskundige van 2 november 2009 blijkt dat zij geen reden zien om op basis van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
3.3.1. Met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit overweegt de Raad als volgt.
3.3.2. Wat appellant ter onderbouwing van zijn hoger beroep heeft aangevoerd vormt een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd. Nieuwe gezichtspunten zijn niet naar voren gebracht en er zijn geen objectieve medische gegevens ingebracht die alsnog twijfel doen rijzen aan de juistheid en volledigheid van de vastgestelde medische beperkingen, zoals die zijn weergegeven in de FML van 8 april 2008. De Raad kan zich vinden in de overwegingen van de rechtbank en het door haar daarop gebaseerde oordeel. De Raad maakt deze overwegingen tot de zijne.
3.4. De Raad is van oordeel dat de rechtbank ook de gronden van appellant die zien op de geschiktheid van de geduide functies afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De drie functies die aan de schatting ten grondslag liggen zijn, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, voor appellant in medisch opzicht passend te achten.
4. Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 april 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.L. Rijnen.
TM