ECLI:NL:CRVB:2010:BM0265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en medische grondslag in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die per 4 november 2007 is ingetrokken door het Uwv, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder was dan 15%. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard. De rechtbank Maastricht heeft in haar uitspraak van 22 juli 2009 geoordeeld dat het verzekeringskundig onderzoek naar de beperkingen van appellant zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. Appellant heeft in hoger beroep de medische grondslag van het bestreden besluit ter discussie gesteld en aangevoerd dat er ten onrechte geen beperking is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) met betrekking tot zijn oververmoeidheid. Hij stelde dat hij slechts korte teksten kan lezen zonder duizelig te worden en dat er een urenbeperking had moeten worden aangenomen. Daarnaast betwistte hij de geschiktheid van de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, omdat deze zijn belastbaarheid zouden overschrijden.
Het Uwv heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de gronden van het hoger beroep dezelfde zijn als die bij de rechtbank zijn ingediend. De bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige hebben in hun rapportages geen reden gezien om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten heeft ingebracht en dat er geen objectieve medische gegevens zijn die twijfels doen rijzen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat de drie functies die aan de schatting ten grondslag liggen, medisch passend zijn voor appellant.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en M. Greebe als leden, in aanwezigheid van griffier R.L. Rijnen.