ECLI:NL:CRVB:2010:BL9384

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6749 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 maart 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen van appellante. Appellante had aangevoerd dat onvoldoende rekening was gehouden met haar ernstige depressieve klachten en dat de functies die aan haar waren toegewezen niet geschikt waren. De Raad heeft echter geen aanknopingspunten gevonden om te concluderen dat de in aanmerking genomen functies niet geschikt waren voor appellante. De Raad bevestigde de motivering van de bezwaararbeidsdeskundige dat de eigen functie van appellante verschilde van de geduide functie schadecorrespondent, die meer administratief van aard was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen proceskosten vergoed.

Uitspraak

08/6749 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 9 oktober 2008, 07/5900 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 maart 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingezonden, waarop het Uwv heeft gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2010, waar appellante is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. J.C. van Beek.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. In geding is het besluit van 26 juni 2007 (hierna: bestreden besluit), waarbij het Uwv gegrond heeft verklaard het bezwaar van appellante tegen het besluit van 9 januari 2007. Daarbij heeft het Uwv de aan appellante toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% met ingang van 19 februari 2007 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat onvoldoende rekening is gehouden met haar ernstig depressieve klachten, dat is nagelaten om informatie bij Parnassia/PsyQ op te vragen en dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Ter ondersteuning is informatie van haar huisarts en Parnassia/PsyQ overgelegd. Appellante blijft voorts van mening dat de functie schadecorrespondent overeenkomt met haar eigen functie van acceptant schade en niet gebruikt mag worden voor de schatting.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad ziet in hetgeen appellante naar voren heeft gebracht geen aanleiding het bestreden besluit in medisch opzicht voor onjuist te houden. De Raad is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek vanwege het Uwv zorgvuldig geweest en ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de bij appellante vastgestelde beperkingen. De Raad overweegt dat in bezwaar door de bezwaarverzekeringsarts M. Keus informatie bij de huisarts is opgevraagd en dat deze bezwaarverzekeringsarts heeft meegewogen dat appellante voor haar psychische problemen gesprekken had met een medewerker van Parnassia maar dat behandeling bij PsyQ nog niet was gestart. Deze bezwaarverzekeringsarts heeft vervolgens in zijn rapporten van 4 februari 2009 en 4 februari 2010 in reactie op de overgelegde rapporten van appellantes behandelaars en het huisartsenjournaal genoegzaam uiteengezet dat de psychische belastbaarheid van appellante op de datum in geding, 19 februari 2007, niet is overschat. De Raad neemt bij zijn oordeel in aanmerking dat appellante op 30 juli 2007 voor het eerst is gezien door de behandelende psychiater Camoenie en dat de laatst ingebrachte informatie van de huidige behandelaar arts-psychotherapeut M.J. Melburg ziet op een behandeling die vanaf 19 mei 2009 is gestart.
5. Voor wat betreft de motivering van de bij deze schatting geduide functies, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de in aanmerking genomen functies niet geschikt zijn voor appellante. De Raad onderschrijft de motivering van de bezwaararbeidsdeskundige C.G. Litjens dat de eigen functie van appellante ziet op volledige en zelfstandige schadebeoordeling in tegenstelling tot de geduide functie schadecorrespondent. Dit is, gezien de beschrijving van de werkzaamheden in het Resultaat Functiebeoordeling, een administratieve functie waarbij het werk voornamelijk bestaat uit het voorbereiden van mutaties, inbrengen en naverwerken.
6. Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter, en R.C. Stam en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2010.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) D.E.P.M. Bary.
IvR