ECLI:NL:CRVB:2010:BL8108

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4405 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WAO-schatting en medische beperkingen in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de (bezwaar)verzekeringsartsen bij appellant niet te geringe medische beperkingen hadden aangenomen. Appellant, die zich in hoger beroep liet bijstaan door zijn advocaat, voerde aan dat zijn medische situatie sinds eerdere beoordelingen in 2001 en 2004 niet was verbeterd en dat hij psychisch niet zelfredzaam was. Hij verwees naar verschillende medische rapporten ter ondersteuning van zijn standpunt.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de informatie die appellant in hoger beroep aanvoerde, geen nieuwe gezichtspunten bevatte die tot een ander oordeel konden leiden dan dat van de rechtbank. De Raad concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts appellant na de hoorzitting had onderzocht en geen bijzonderheden had waargenomen. De Raad oordeelde dat appellant in staat was om bepaalde functies te vervullen, ondanks zijn beperkingen. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat de gegeven toelichting deugdelijk was.

Daarnaast oordeelde de Raad dat het Uwv in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld, met een totaalbedrag van € 1.449,= voor verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met I.M.J. Hilhorst-Hagen als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 19 maart 2010.

Uitspraak

09/4405 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 6 juli 2009, 08/2705 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 maart 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.W.J.M. Janssens, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2009. Appellant is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Janssens. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. W.P.F. Oosterbos.
Ter zitting is het onderzoek geschorst teneinde nadere informatie van appellants behandelend psychiater en een nadere motivering van de bezwaararbeidsdeskundige te verkrijgen.
Bedoelde stukken zijn ingebracht alsmede een medisch attest van orthopedisch chirurg J. van Melkebeek van 13 januari 2010 en een rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 25 januari 2010.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 5 februari 2010. Appellant is wederom in persoon verschenen, nu bijgestaan door mr. E.J. Mouwen, kantoorgenoot van mr. Janssens. Het Uwv was wederom vertegenwoordigd door mr. Oosterbos.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv van 25 april 2008 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de (bezwaar)verzekeringsartsen bij appellant niet te geringe medische beperkingen hebben aangenomen. De artsen waren op de hoogte van de door appellant gestelde klachten, waaronder psychische klachten, nek- en rugklachten en van de toename van de medicatie. De klachten van het rechteroog zijn volgens de rechtbank op de datum in geding, 22 februari 2007, nog niet aan de orde. Appellant heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij meer beperkingen heeft dan de (bezwaar)verzekeringsartsen hebben aangenomen. De in de voorgehouden functies voorkomende belasting overschrijdt appellants mogelijkheden om te functioneren niet.
2. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij bij herbeoordelingen zowel in 2001 als in 2004 volledig arbeidsongeschikt was. De medische situatie van appellant is sindsdien niet verbeterd. Appellant functioneert dermate minimaal dat hij psychisch niet zelfredzaam is. Hij verwijst daartoe naar het expertiserapport van psychiater F.H.M. Hoppenbrouwers van 24 oktober 2006 en de informatie van zijn behandelend psychiater J. Hellemans van 6 november 2007. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft hij voorts brieven van Van Melkebeek van 2 oktober 2009 en 13 januari 2010 overgelegd.
3.1. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. Uit de informatie van Hoppenbrouwers en Hellemans blijkt niet dat appellant zodanig minimaal functioneert dat bij hem geen duurzaam benutbare mogelijkheden om arbeid te verrichten aanwezig zijn. De stelling van appellant dat Hellemans hem volledig arbeidsongeschikt acht wordt ook niet ondersteund door de op verzoek van de bezwaarverzekeringsarts overgelegde nadere verklaring van Hellemans van 19 januari 2010. De Raad deelt niet het standpunt van appellant dat de bezwaarverzekeringsarts met zijn vraagstelling op een bepaalde reactie van Hellemans heeft aangestuurd. Overigens wijst de Raad er op dat in de rubrieken persoonlijk functioneren en sociaal functioneren wel beperkingen zijn opgenomen. De bevindingen van Van Melkebeek hebben geen betrekking op de datum in geding. De bezwaarverzekeringsarts heeft appellant na de hoorzitting onderzocht en aan de rug geen bijzonderheden waargenomen. Ten slotte overweegt de Raad dat de verzekeringsarts appellant in 2001 (nog) niet duurzaam belastbaar achtte en dat de verzekeringsarts in 2005 wel duurzaam benutbare mogelijkheden aanwezig achtte.
3.2. Met betrekking tot de arbeidskundige kant van de zaak overweegt de Raad dat appellant in staat moet worden geacht de functies assemblagemedewerker (SBC-code 111180), algemeen productiemedewerker/stanser (268040) en elektromonteur (267010) te vervullen. Bij de functie elektromonteur is weliswaar op het belastingpunt samenwerken geen signalering verschenen maar naar het oordeel van de Raad is op dit punt wel een toelichting vereist aangezien appellant beperkt is in samenwerken en de functie een bijzondere belasting kent namelijk: “Werkt met een aantal collega’s op wisselende werkplekken en maakt praktische werkafspraken bijvoorbeeld over positiewisseling of volgorde van werken”. Op voorhand is niet zonder meer duidelijk dat geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid. Nu deze toelichting eerst in hoger beroep is gegeven moeten de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit worden vernietigd. De Raad zal – nu de gegeven toelichting deugdelijk is - de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.
4. De Raad acht termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,= voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 805,= voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.449,=.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 1.449,=;
Bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht van € 149,= vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen als voorzitter en J. Brand en G. van der Wiel als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2010.
(get.)I.M.J. Hilhorst-Hagen.
(get.) M.A. van Amerongen.
JL