ECLI:NL:CRVB:2010:BL8105
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om loskoppeling van het inkomen van de vader bij de vaststelling van de aanvullende beurs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van appellant om het inkomen van zijn vader buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van zijn aanvullende beurs. Appellant had eerder, op 29 februari 2008, een verzoek ingediend bij de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) om loskoppeling van het inkomen van zijn vader. Dit verzoek werd op 17 april 2008 afgewezen, waarna de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die de IB-Groep opvolgde, het bezwaar van appellant ongegrond verklaarde op 7 juli 2008.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep tegen dit besluit op 27 maart 2009 ongegrond, met de overweging dat er geen sprake was van een langdurig ernstig verstoorde verhouding tussen appellant en zijn vader, zoals vereist door de wet. Appellant stelde dat zijn vader naar België was vertrokken zonder adres en dat er geen contact meer was. Echter, tijdens de zitting bleek dat appellant zijn vader eind 2007 nog had kunnen bereiken, wat niet duidde op een langdurig ernstig verstoorde verhouding.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten waren die een andere conclusie rechtvaardigden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Minister geen nader onderzoek hoefde te doen naar de situatie van appellant en zijn vader. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.