op de hoger beroepen van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
[betrokkene] (hierna: betrokkene),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 juni 2009, 07/2195 (hierna: aangevallen uitspraak),
Datum uitspraak: 12 maart 2010
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. E.A. van Wieren, advocaat te Leeuwarden, eveneens hoger beroep ingesteld.
Betrokkene en het Uwv hebben verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2010. Namens het Uwv verscheen J.T. Wielinga. Voor betrokkene is mr. J.J. Achterveld, kantoorgenoot van mr. Van Wieren, verschenen.
1. Betrokkene stelde beroep in tegen het ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) op 30 juli 2007 door het Uwv bekend gemaakte besluit. Hierbij heeft het Uwv zijn besluit van 9 november 2006 gehandhaafd dat betrokkene geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Het Uwv heeft ter zitting van de Raad toegelicht dat de gestelde diagnose “klassieke stoornis van Asperger” wel gezien is als een nieuw feit dat de bezwaarverzekeringsarts aanleiding heeft gegeven om de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aan te passen, maar dat betrokkene net als ten tijde van de beoordeling in 2003, in staat wordt geacht om met gangbare arbeid een zodanig inkomen te verdienen dat van enig verlies aan verdiencapaciteit geen sprake is.
2. De rechtbank heeft psychiater R. Graveland als deskundige benoemd. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat de opvatting van Graveland dat betrokkene is aangewezen op coaching en begeleiding op de werkvloer meebrengt dat de FML, waarin die aspecten niet zijn opgenomen, geen juiste weergave is van de belastbaarheid van betrokkene. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
3.1. In hoger beroep heeft het Uwv onder verwijzing naar een rapportage van zijn bezwaarverzekeringsarts G.W. Egbers van 10 juni 2009 betoogd dat uit de rapportage van Graveland niet is te herleiden dat betrokkene alleen in arbeid kan functioneren met intensieve begeleiding en onder rechtstreeks toezicht.
3.2. Betrokkene heeft in hoger beroep gesteld dat uit de rapportage van Graveland en uit de door haar ingebrachte informatie van het Autismeteam Noord-Nederland voorvloeit dat meer beperkingen moeten worden toegevoegd aan de FML dan alleen het opnemen van de noodzaak van “werk dat onder rechtstreeks toezicht (veelvuldig feedback) en/of onder intensieve begeleiding wordt uitgevoerd”.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De deskundige Graveland heeft op de vraag van de rechtbank of hij zich kan vinden in de door bezwaarverzekeringsarts Egbers op 27 april 2007 aangepaste FML geantwoord dat hij een viertal problemen ziet, die hij nader toelicht, daarbij betrokkene aanduidend als O.:
“Uit de rapportage wordt verder duidelijk dat O. haar leven niet goed sturing kan geven. Vanuit haar stoornis overschat en onderschat ze zichzelf. Ze heeft daarom hulp van haar omgeving nodig om haar leven in goede banen te leiden. Gezien het feit, dat O. nu alleenwonend is, en niemand in haar omgeving in voldoende mate sturing aan haar leven geeft, kan gesteld worden dat O. op deze wijze niet in staat is anders te functioneren dan ze nu doet. De situatie verandert, zoals hierboven weergegeven, als O. wel ondersteund wordt door iemand, die haar leven kan structureren, vorm kan geven, kan plannen. Ze is bijzonder gebaat bij een ondersteunende, structurerende, coachende begeleiding. Vervolgens zou ze binnen de beperkingen die collega Egbers heeft aangegeven, ruimschoots in staat moeten kunnen zijn om haar werk te verrichten. Verder kan nog worden opgemerkt, dat hoewel de stoornis van Asperger inmiddels is vastgesteld, gediagnosticeerd, de behandeling nog niet uit de verf is gekomen. Er bestaat nu een coachende begeleiding, maar O. geeft aan erg prikkelgevoelig te zijn, vlug afgeleid te worden, snel uit haar doen te zijn. Naast eerder genoemde begeleiding lijkt dan ook medicatie op zijn plaats.”
4.2. Naar het oordeel van de Raad volgt uit deze toelichting dat Graveland pas mogelijkheden ziet om betrokkene in arbeid te laten functioneren als met een coachende begeleiding haar leven structuur heeft gekregen en is voorzien in medicatie in verband met haar prikkelgevoeligheid en aandachtsproblemen. Anders dan de rechtbank leest de Raad niet in de rapportage van Graveland dat betrokkene tussen haar 17e en 18e jaar en op 28 oktober 2002 in staat geacht kon worden om arbeid te verrichten als daarbij was voorzien in rechtstreeks toezicht en intensieve begeleiding. Van de door Graveland noozakelijk geachte coachende begeleiding om structuur aan te brengen in het leven van betrokkene was indertijd nog geen sprake. Vaststaat dat daarin pas (in enige mate) is voorzien met de begeleiding door het Autismeteam Noord-Nederland, zoals blijkt uit de door betrokkene ingebrachte rapportage van dit team van 7 november 2007. In een brief van 13 november 2008 heeft het Autismeteam vermeld dat “sinds kort” met de verstrekking van medicatie is gestart.
4.3. De Raad deelt de opvatting van betrokkene dat uit de rapportage van Graveland in samenhang met de informatie van het Autismeteam volgt dat met de FML – ook als deze op item 1.9.3 zou worden aangepast op de wijze als de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen – de mogelijkheden van appellante op de in het kader van de Wajong-aanvraag van betrokkene relevante data zijn overschat.
4.4. Bezwaarverzekeringsarts Egbers kan niet worden gevolgd in zijn opvatting dat uit de beschrijving die Graveland onder het kopje “bespreking” heeft gegeven van de voorwaarden waaraan werk dient te voldoen kan worden afgeleid dat de deskundige al arbeidsmogelijkheden ziet en de noodzaak van intensieve begeleiding of rechtstreeks toezicht niet onderbouwt. Egbers ziet er in zijn rapportage van 10 juni 2009 aan voorbij dat Graveland ook in dat onderdeel van zijn rapportage een inschatting van de mogelijkheden van betrokkene om arbeid te verrichten beschrijft nadat een intensiever behandeltraject is gestart.
4.5. De Raad is met de rechtbank, zij het op andere gronden, van oordeel dat het besluit van 30 juli 2007 een voldoende medische grondslag mist.
5. Gelet op het hiervoor overwogene is een nadere vraagstelling aan Graveland, zoals partijen hebben gesuggereerd, niet nodig.
6. De Raad komt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak kan worden bevestigd, zij het met verbetering van gronden. Het hoger beroep van betrokkene slaagt, dat van het Uwv niet. De Raad draagt het Uwv op om met inachtneming van hetgeen de Raad in deze uitspraak heeft overwogen opnieuw te beslissen op het bezwaar van betrokkene.
7. De Raad ziet aanleiding voor veroordeling van het Uwv in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. De kosten van rechtsbijstand stelt de Raad op een bedrag van € 644,-.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Bepaalt dat het Uwv opnieuw beslist op het bezwaar van betrokkene;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 644,-;
Bepaalt dat van het Uwv een griffierecht van € 447,- wordt geheven;
Bepaalt dat het Uwv aan betrokkene het betaalde griffierecht van € 110,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J. Brand en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2010.
(get.) T.J. van der Torn.