ECLI:NL:CRVB:2010:BL6158
Centrale Raad van Beroep
Intrekking van WAO-uitkering en medische grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 februari 2010 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door mr. N.E.A. Runtuwene, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, dat haar uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% met ingang van 19 december 2005 heeft ingetrokken. De rechtbank had geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was en dat de functies die aan appellante waren voorgehouden, geschikt waren. In hoger beroep heeft appellante de eerdere gronden herhaald en aanvullende informatie overgelegd van psychologen.
De Raad heeft de bevindingen van de ingeschakelde deskundige, psychiater prof. dr. R.J. van den Bosch, in overweging genomen. Deze deskundige had de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangepast op basis van zijn onderzoek. De bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige hebben geconcludeerd dat appellante nog steeds voor minder dan 15% arbeidsongeschikt is. De Raad heeft vastgesteld dat het onderzoek door de deskundige volledig en zorgvuldig was en dat de conclusies overtuigend waren gemotiveerd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om van het oordeel van de deskundige af te wijken.
De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het Uwv is veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 322,-. Tevens dient het Uwv het betaalde griffierecht van € 107,- aan appellante te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 februari 2010.