ECLI:NL:CRVB:2010:BL6158

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6608 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en medische grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 februari 2010 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door mr. N.E.A. Runtuwene, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, dat haar uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% met ingang van 19 december 2005 heeft ingetrokken. De rechtbank had geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was en dat de functies die aan appellante waren voorgehouden, geschikt waren. In hoger beroep heeft appellante de eerdere gronden herhaald en aanvullende informatie overgelegd van psychologen.

De Raad heeft de bevindingen van de ingeschakelde deskundige, psychiater prof. dr. R.J. van den Bosch, in overweging genomen. Deze deskundige had de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangepast op basis van zijn onderzoek. De bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige hebben geconcludeerd dat appellante nog steeds voor minder dan 15% arbeidsongeschikt is. De Raad heeft vastgesteld dat het onderzoek door de deskundige volledig en zorgvuldig was en dat de conclusies overtuigend waren gemotiveerd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om van het oordeel van de deskundige af te wijken.

De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het Uwv is veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 322,-. Tevens dient het Uwv het betaalde griffierecht van € 107,- aan appellante te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 februari 2010.

Uitspraak

08/6608 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 7 oktober 2008, 06/626 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 februari 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. N.E.A. Runtuwene, werkzaam bij Abvakabo FNV te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is appellante op verzoek van de Raad onderzocht door psychiater prof. dr. R.J. van den Bosch, die zijn bevindingen heeft neergelegd in een rapport van 5 juni 2009.
Hierop is namens appellante door mr. E. Kort-Schenk, werkzaam bij Stichting Univé Rechtshulp te Assen, bij brieven van 1 en 2 juli 2009 (met bijlagen) gereageerd. Het Uwv heeft bij brieven van 15 juli 2009 en 11 augustus 2009 (met bijlagen) een reactie gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2010, waar appellante met bericht van afwezigheid niet is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Metus.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. In geding is het besluit van 22 maart 2006 (hierna: bestreden besluit), waarbij het Uwv ongegrond heeft verklaard het bezwaar van appellante tegen het besluit van
18 oktober 2005. Daarbij heeft het Uwv de aan appellante toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% met ingang van 19 december 2005 ingetrokken.
2. De rechtbank heeft, samengevat weergegeven, geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is. De rechtbank heeft zich voorts kunnen verenigen met de functies zoals deze als grondslag voor de schatting in aanmerking zijn genomen en in beroep nader zijn toegelicht. Het bestreden besluit is onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen.
3.1. Namens appellante zijn in hoger beroep de eerdere gronden herhaald.
3.2. Op basis van het rapport van de deskundige psychiater Van den Bosch heeft de bezwaarverzekeringsarts R.A. Admiraal de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangepast op de aspecten 2.7.1: ‘eigen gevoelens uiten’ en 2.9.1: ‘samenwerken’. Bezwaararbeidsdeskundige J. Langebeeke heeft de geduide functies vervolgens bezien op deze aanpassingen en geconcludeerd dat de functies onverminderd als geschikt te beschouwen zijn en dat appellante onveranderd voor minder dan 15% arbeidsongeschikt is.
3.3. Namens appellante is -kort samengevat- gesteld dat zij per datum in geding op medische gronden volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht. Ter ondersteuning is informatie van Salto en Gz-psycholoog G. Witvoet overgelegd.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat in beginsel het oordeel van de door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige dient te worden gevolgd. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken is de Raad niet gebleken. Daartoe overweegt de Raad dat het door de deskundige verrichte onderzoek volledig en zorgvuldig is geweest en dat de conclusies in zijn rapport overtuigend zijn gemotiveerd. In dit verband onderschrijft de Raad de genoemde aanpassingen in de FML. In hetgeen namens appellante in hoger beroep naar voren is gebracht, ziet de Raad geen aanleiding om de deskundige Van den Bosch niet te volgen, nu de Raad vaststelt, dat de deskundige bij zijn onderzoek ook appellantes behandelcontacten met Gz-pycholoog Witvoet heeft meegewogen. De Raad heeft geen aanwijzingen dat in de gewijzigde FML niet genoegzaam rekening is gehouden met de beperkingen van appellante.
4.2. De Raad ziet, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin grond voor het oordeel dat de aan appellante voorgehouden functies voor haar in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn.
4.3. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht, waar de juiste motivering van het bestreden besluit pas in hoger beroep door het Uwv is gegeven, termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag groot € 322,-;
Bepaalt dat het Uwv aan appellante het betaalde griffierecht van € 107,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter, en R.C. Stam en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2010.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.E. van Rooij.
EK