ECLI:NL:CRVB:2010:BL6066

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/7053 WAO + 08/7165 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die sinds 9 april 2002 een uitkering ontving vanwege arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van het Uwv tot verlaging van de WAO-uitkering per 9 januari 2007 vernietigd. De Raad oordeelt dat het Uwv onvoldoende functies heeft aangetoond die betrokkene kan vervullen, ondanks de door het Uwv overgelegde arbeidskundige rapporten. De Raad stelt vast dat de functie van printmonteur, die aan betrokkene werd voorgehouden, niet geschikt is gezien de beperkingen die in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn vastgesteld. De Raad herroept het besluit van 22 november 2006 en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het Uwv wordt veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten aan betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van de geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

08/7053 WAO + 08/7165 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
en
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 7 november 2008, 07/529 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
het Uwv en betrokkene.
Datum uitspraak: 26 februari 2010
I. PROCESVERLOOP
Partijen stelden hoger beroep in. Het Uwv voerde verweer en legde arbeidskundige rapporten van 13 november 2008 en 19 januari 2009 over. Desgevraagd legde betrokkene een urenspecificatie over van de werkzaamheden van haar deskundige, psychiater J.H.M. van Laarhoven.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 15 januari 2010, waar appellant niet verscheen en het Uwv zich liet vertegenwoordigen door mr. J.E. Groenenberg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Het beroep richt zich tegen het besluit van 26 april 2007 ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) tot de verlaging van de WAO-uitkering van betrokkene per 9 januari 2007.
1.2. Met zijn besluit van 23 mei 2008 maakte het Uwv de verlaging van de
WAO-uitkering van betrokkene per 9 januari 2007 ongedaan en verlaagde die uitkering met ingang van 24 juli 2008. Vanaf die datum deelde het Uwv betrokkene in in de arbeidsongeschiktheidsklasse 65-80%.
2. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het besluit van 23 mei 2008 gegrond en vernietigde dat besluit met veroordeling van het Uwv in de proceskosten, waaronder € 1.500,00 voor het rapport van Van Laarhoven.
3.1. De Raad gaat uit van de volgende feiten.
3.2. Betrokkene staakte met ingang van 10 april 2001 haar werk als officemanager in verband met psychische klachten. Vanaf 9 april 2002 verstrekte het Uwv haar een WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
3.3. Op 14 augustus 2006 onderzocht de verzekeringarts betrokkene. De voor haar door ziekte of gebrek bestaande arbeidsbeperkingen legde hij vast in een zogenoemde kritische Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De bezwaarverzekeringsarts stelde deze FML tot twee maal toe bij, de laatste keer naar aanleiding van het door Van Laarhoven opgestelde rapport.
3.4. Volgens de bezwaararbeidsdeskundige staan de in de FML opgenomen beperkingen er niet aan in de weg dat betrokkene gangbare arbeid verricht in een drietal functies. Dat betreft de functies operator (111174), printmonteur (111180) en wikkelaar (267050).
4.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het beroep zich mede richt tegen het besluit van 23 mei 2008. De hoger beroepen richten zich alleen tegen de beoordeling van het beroep tegen dat besluit.
4.2. Betrokkene komt in hoger beroep op tegen de verwerping door de rechtbank van haar tegen de medische grondslag van dat besluit gerichte beroepsgrond. Betrokkene stelt dat met de FML haar belastbaarheid is overschat.
4.3. Het hoger beroep van het Uwv richt zich tegen de hoogte van de proceskostenveroordeling en het oordeel van de rechtbank dat de geschiktheid van de functies onvoldoende is toegelicht. Het Uwv meent dat de rechtbank voor het rapport van Van Laarhoven een te hoog bedrag toekende. Verder is het Uwv van mening dat de geschiktheid van de functies voldoende door de bezwaararbeidsdeskundige is toegelicht.
5.1. Betrokkene weerspreekt niet dat de rechtbank een te hoge vergoeding voor het rapport van Van Laarhoven vaststelde. Volgens de ingebrachte specificatie besteedde Van Laarhoven 11 uur aan de expertise. Op basis van het per 1 juli 2008 geldende uurtarief (Stcrt. 2008, 147, blz. 10) van € 107,50, had de rechtbank voor dit rapport
€ 1.182,50 moeten toekennen. In zoverre slaagt het hoger beroep van het Uwv.
5.2.1. De Raad volgt het Uwv echter niet in zijn stelling dat hij voldoende toelichtte waarom de aan betrokkene voorgehouden functie printmonteur ondanks de markeringen in het resultaat functiebeoordeling op het aspect reiken voor haar geschikt is.
5.2.2. Volgens de FML geldt voor frequent reiken tijdens het werk voor betrokkene een lichte beperking, zij kan zo nodig tijdens elk uur van de werkdag ongeveer 600 keer reiken. Uit het resultaat functiebeoordeling blijkt dat de functie printmonteur vergt dat tijdens vier werkuren 999 maal ongeveer 50 centimeter achtereen wordt gereikt. Dagelijks reikt de printmonteur tijdens meer dan 2 werkuren maximaal 1004 keer per uur, doordat hij ook nog eens tijdens vier werkuren vijf maal ongeveer 60 centimeter achtereen reikt.
5.2.3. Toch is volgens de arbeidskundige toelichting geen sprake van een overschrijding van de belastbaarheid op dit aspect, nu de reikafstand is beperkt tot 50 centimeter. Daardoor is de totale energetische belastbaarheid minder dan betrokkene aan kan. Door het arbeidskundige rapport mede te ondertekenen gaf de bezwaarverzekeringsarts blijk dat hij het met die conclusie eens is.
5.2.4. De onder 5.2.3 gegeven toelichting acht de Raad, net als de rechtbank, ontoereikend, nu de mate waarin de printmonteur moet reiken de in de FML gestelde grens fors overschrijdt en die van de normaalbelasting verregaand nadert. In dit opzicht mist het besluit van 23 mei 2008 een onvoldoende draagkrachtige motivering.
5.2.5. Ter zitting gaf het Uwv desgevraagd uitdrukkelijk te kennen geen nadere toelichting van de geschiktheid van de functies te kunnen leveren.
5.2.6. De schatting steunt op drie functies en de geschiktheid van de functie van printmonteur is niet aannemelijk. Het Uwv gaf ter zitting nog aan niet in staat te zijn om aanvullend functies binnen de voor de schatting gebruikte drie SBC-codes te duiden. Dat betekent dat voor de schatting onvoldoende functies resteren.
5.3. De Raad zal het in bezwaar aangevochten besluit van 22 november 2006 herroepen. Hiermee brengt de Raad betrokkene in de positie waarin zij verkeerde voordat haar WAO-uitkering werd verlaagd.
5.4. Bij een bespreking van haar medische beroepsgrond heeft betrokkene geen belang meer.
6. De Raad kan de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, bevestigen in zoverre het beroep tegen het besluit van 23 mei 2008 gegrond is verklaard, en dat besluit is vernietigd.
7. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten in beroep en hoger beroep. Deze bedragen wegens de aan betrokkene verleende rechtsbijstand € 966,- voor het geding in eerste aanleg en € 322,- voor het hoger beroep. Daarnaast dient het Uwv € 1.182,50 aan betrokkene te vergoeden in verband met het op haar verzoek uitgebrachte rapport van Van Laarhoven.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, behoudens voor zover daarbij een proceskostenveroordeling is uitgesproken tot een bedrag groot € 2.466,-;
Herroept het besluit van 22 november 2006;
Veroordeelt het Uwv aan betrokkene € 2.470,50 aan proceskosten te vergoeden;
Bepaalt verder dat het Uwv aan betrokkene het door haar betaalde griffierecht
ad € 146,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2010.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.E. van Rooij.
TM