ECLI:NL:CRVB:2010:BL5453
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- H.G. Rottier
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen zonder nieuw gebleken feiten
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn verzoek om herziening van een eerder besluit van het Uwv werd afgewezen. Appellant had in 2003 verzocht om herziening van het besluit van 29 januari 2001, waarbij hem een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) was geweigerd. Na een afwijzing van het Uwv in 2004, heeft appellant beroep ingesteld. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en het beroep ongegrond, met een bepaling over de vergoeding van griffierecht.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank zijn beroep niet correct heeft behandeld. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat appellant op de hoogte was van de inhoudelijke behandeling van zijn beroep en dat de rechtbank rekening heeft gehouden met zijn lichamelijke conditie tijdens de zitting. De Raad concludeert dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die het Uwv had moeten overwegen. Het hoger beroep wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het hoger beroep niet slaagt.