ECLI:NL:CRVB:2010:BL3070
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- A.A.H. Schifferstein
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WAO-uitkering na detentie
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen een gewijzigd besluit ongegrond verklaard. Appellant had zijn uitkering ingetrokken over de periode van 1 februari 2001 tot 9 december 2004, en het Uwv had een bedrag van € 114.584,03 teruggevorderd. Na een gewijzigd besluit werd dit bedrag verlaagd naar € 102.873,34.
Appellant stelde dat hij bij de aanvang van zijn detentie aan zijn mededelingsverplichting had voldaan en dat het Uwv nalatig was geweest. Hij voerde aan dat de financiële gevolgen van de terugvordering desastreus voor hem waren en dat het Uwv eerder actie had moeten ondernemen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de intrekking van de uitkering op grond van de WAO terecht was en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gevolgen van de terugvordering niet als dringende redenen konden worden aangemerkt.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij J. Brand als voorzitter fungeerde. De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moest worden bevestigd en dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 februari 2010.