ECLI:NL:CRVB:2010:BL0371
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische belastbaarheid van appellante
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die in 1988 uitviel voor haar werk als Z-verpleegkundige vanwege diverse lichamelijke en psychische klachten. In 1989 werd haar een WAO-uitkering toegekend, laatstelijk berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Echter, in een besluit van 13 december 2006 trok het Uwv de uitkering in, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Na bezwaar werd de arbeidsongeschiktheid opnieuw vastgesteld op 15 tot 25%. De rechtbank Almelo verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 4 december 2009 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door een advocaat. Appellante stelde dat haar klachten van bekkeninstabiliteit en fibromyalgie niet goed waren geobjectiveerd en dat er ten onrechte geen urenbeperking was aangenomen. De Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische belastbaarheid van appellante correct was vastgesteld. De Raad vond geen reden om te twijfelen aan de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsartsen van het Uwv, die geen objectiveerbare afwijkingen hadden gevonden.
De Raad concludeerde dat de Standaard Verminderde Arbeidsduur een aanvaardbare leidraad is, maar dat de bestuursrechter niet aan deze standaard gebonden is. De informatie uit de behandelend sector gaf geen aanleiding om een urenbeperking op te nemen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarmee het hoger beroep van appellante niet slaagde.