ECLI:NL:CRVB:2010:BK9702

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1991 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in WAO-zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd afgewezen. Het Uwv had op 21 september 2007 besloten om de WAO-uitkering van appellante te beëindigen, met als argument dat haar arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% was. Appellante, die sinds 1 maart 1993 een WAO-uitkering ontving, stelde dat haar beperkingen waren onderschat en beroept zich op rapporten van neuropsychologen J.Ph.P. Kroese en J. Hage. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die door het Uwv was opgesteld. De ingebrachte rapporten van de neuropsychologen bevatten geen volledig onderzoek en zijn niet voldoende om de eerdere conclusies van het Uwv te weerleggen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de (bezwaar-)arbeidsdeskundige voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de geschiktheid van de functies die aan appellante zijn voorgelegd. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/1991 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 25 februari 2009, 07/7501 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv)
Datum uitspraak: 15 januari 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante liet hoger beroep instellen.
Het Uwv voerde verweer.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 4 december 2009, waar mr. L.A. van Kan, advocaat te Hoorn, appellante bijstond, en het Uwv zich liet vertegenwoordigen door
mr. C. Vork.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep richt zich tegen het besluit van 21 september 2007 ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Daarbij handhaaft het Uwv zijn besluit van 26 februari 2007 tot de beëindiging van de aan appellante toegekende WAO-uitkering met ingang van 23 april 2007. De mate van haar arbeidsongeschiktheid op deze datum stelde het Uwv vast op minder dan 15%.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
3.1. De Raad gaat uit van de feiten zoals de rechtbank deze vaststelde. Deze feiten zijn door partijen niet bestreden en komen op het volgende neer.
3.2. Appellante staakte haar werk als medewerkster productontwikkeling wegens vermoeidheidsklachten. Vanaf 1 maart 1993 kreeg appellante een WAO-uitkering. De mate van haar arbeidsongeschiktheid stelde het Uwv laatstelijk vast op 65-80%.
3.3. Op 15 december 2006 onderzocht de verzekeringsarts appellante. Hij stelde een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op. Aan de hand van die lijst selecteerde de arbeidsdeskundige een aantal geschikte functies.
3.4. De bezwaarverzekeringsarts liet aanvullend onderzoek doen door zenuwarts C.J.F. Kemperman. Kemperman kon geen psychiatrisch objectiveerbare beperkingen of neuropsychologische functiestoornissen valide constateren. Hij maakte gebruik van neuropsychologisch hulponderzoek.
4. In hoger beroep herhaalt appellante dat haar beperkingen zijn onderschat. Zij beroept zich op rapporten van de neuropsychologen J.Ph.P. Kroese en J. Hage.
5.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat onvoldoende aanknopingspunten bestaan om te twijfelen aan de juistheid van de FML. De door appellante ingebrachte neuropsychologische rapporten bevatten geen volledig onderzoek. Zij bevatten slechts het verslag van aanvullende testen ter verfijning van de diagnostiek en de bepaling van de intelligentie zonder controletesten op malingering/onderpresteren. Dat klemt te meer nu Kemperman bij het neuropsychologisch hulponderzoek aanwijzingen vond voor onderpresteren/malingering.
5.2. De (bezwaar-)arbeidsdeskundige onderbouwde voldoende de geschiktheid van de functies.
6. Het hoger beroep slaagt niet.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2010.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) T.J. van der Torn.
IvR