[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 25 februari 2009, 07/7501 (hierna: de aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv)
Datum uitspraak: 15 januari 2010
Appellante liet hoger beroep instellen.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 4 december 2009, waar mr. L.A. van Kan, advocaat te Hoorn, appellante bijstond, en het Uwv zich liet vertegenwoordigen door
mr. C. Vork.
1. Het beroep richt zich tegen het besluit van 21 september 2007 ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Daarbij handhaaft het Uwv zijn besluit van 26 februari 2007 tot de beëindiging van de aan appellante toegekende WAO-uitkering met ingang van 23 april 2007. De mate van haar arbeidsongeschiktheid op deze datum stelde het Uwv vast op minder dan 15%.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
3.1. De Raad gaat uit van de feiten zoals de rechtbank deze vaststelde. Deze feiten zijn door partijen niet bestreden en komen op het volgende neer.
3.2. Appellante staakte haar werk als medewerkster productontwikkeling wegens vermoeidheidsklachten. Vanaf 1 maart 1993 kreeg appellante een WAO-uitkering. De mate van haar arbeidsongeschiktheid stelde het Uwv laatstelijk vast op 65-80%.
3.3. Op 15 december 2006 onderzocht de verzekeringsarts appellante. Hij stelde een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op. Aan de hand van die lijst selecteerde de arbeidsdeskundige een aantal geschikte functies.
3.4. De bezwaarverzekeringsarts liet aanvullend onderzoek doen door zenuwarts C.J.F. Kemperman. Kemperman kon geen psychiatrisch objectiveerbare beperkingen of neuropsychologische functiestoornissen valide constateren. Hij maakte gebruik van neuropsychologisch hulponderzoek.
4. In hoger beroep herhaalt appellante dat haar beperkingen zijn onderschat. Zij beroept zich op rapporten van de neuropsychologen J.Ph.P. Kroese en J. Hage.
5.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat onvoldoende aanknopingspunten bestaan om te twijfelen aan de juistheid van de FML. De door appellante ingebrachte neuropsychologische rapporten bevatten geen volledig onderzoek. Zij bevatten slechts het verslag van aanvullende testen ter verfijning van de diagnostiek en de bepaling van de intelligentie zonder controletesten op malingering/onderpresteren. Dat klemt te meer nu Kemperman bij het neuropsychologisch hulponderzoek aanwijzingen vond voor onderpresteren/malingering.
5.2. De (bezwaar-)arbeidsdeskundige onderbouwde voldoende de geschiktheid van de functies.
6. Het hoger beroep slaagt niet.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2010.
(get.) T.J. van der Torn.