ECLI:NL:CRVB:2009:BK8766

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-7121 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering onverschuldigd betaalde voorschot op WIA-uitkering

In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten op een WIA-uitkering. Appellant heeft op 10 oktober 2005 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Op 26 januari 2006 heeft het Uwv een voorschot verstrekt, maar bij besluit van 7 juli 2006 werd vastgesteld dat appellant recht had op een WGA-uitkering, wat leidde tot de intrekking van het voorschot. Het Uwv vorderde vervolgens het onverschuldigd betaalde voorschot van € 1.743,34 terug. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, maar het Uwv verklaarde de bezwaren ongegrond bij besluit van 17 januari 2008. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, omdat de gronden van appellant zich richtten tegen de hoogte van het dagloon en niet tegen de terugvordering zelf.

In hoger beroep herhaalde de gemachtigde van appellant de eerder voorgedragen gronden, waarbij appellant stelde dat het dagloon onjuist was vastgesteld en dat dit gebaseerd had moeten worden op het garantiedagloon. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de gronden van appellant niet relevant waren voor het bestreden besluit. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om het besluit van het Uwv te herzien. De Raad zag ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 28 december 2009.

Uitspraak

08/7121 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 november 2008, 08/519
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft M.A.T. Huisman te Leusden hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2009. Het geding is daar gevoegd behandeld met het geding bij de Raad bekend onder nr. 08/7120 WIA tussen dezelfde partijen. Appellant is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich met voorafgaande kennisgeving niet laten vertegenwoordigen.
Na sluiting van het onderzoek zijn de gevoegde zaken gesplitst.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op 10 oktober 2005 heeft appellant een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
1.2. Bij besluit van 26 januari 2006 is aan appellant met ingang van 16 januari 2006 een voorschot op de eventueel aan hem toe te kennen uitkering op grond van de Wet WIA verstrekt.
1.3. Bij besluit van 7 juli 2006 heeft het Uwv vastgesteld dat er voor appellant met ingang van 16 januari 2006 recht is ontstaan op een WGA-uitkering. Daarbij is eveneens aan appellant medegedeeld dat het aan hem verstrekte voorschot wordt ingetrokken met ingang van 16 januari 2006, zijnde de datum waarop het voorschot is toegekend, en dat appellant aan het Uwv een bedrag moet terugbetalen omdat het voorschot hoger was dan de WGA-uitkering.
1.4. Bij besluit van 1 november 2006 heeft het Uwv het aan appellant over de periode van 16 januari 2006 tot en met 31 juli 2006 onverschuldigd betaalde voorschot ten bedrage van € 1.743,34 bruto teruggevorderd.
1.5. Bij besluit van 17 januari 2008 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellant tegen het besluit van 1 november 2006 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de gronden die appellant heeft aangevoerd zich richten tegen de hoogte van het dagloon zoals dat is vastgesteld bij het besluit van 7 juli 2006 houdende toekenning van een WIA-uitkering. Die gronden raken niet aan de inhoud van het besluit betreffende de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering. Het beroep is om die reden ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellant de in eerdere fasen van de procedure voorgedragen gronden herhaald. Appellant is van oordeel dat het dagloon onjuist is vastgesteld. Het dagloon voor de WIA-uitkering had volgens appellant gebaseerd moeten worden op het garantiedagloon.
4. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de gronden die appellant heeft aangevoerd niet zien op het bestreden besluit. Ook overigens, mede gelet op de uitspraak van de Raad in het geding met procedurenummer 08/7120 WIA, ziet de Raad geen grond om het bestreden besluit rechtens onjuist te achten.
5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor als voorzitter en J.P.M. Zeijen en R. Kruisdijk als leden, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2009.
(get.) C.W.J. Schoor.
(get.) A.C.A. Wit.
KR