ECLI:NL:CRVB:2009:BK5723

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2558 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsgebrek bij herzieningsverzoek WWB

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 april 2008. Appellant had eerder een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) ontvangen, maar deze was verlaagd met 10% vanwege onvoldoende besef van verantwoordelijkheid. Appellant verzocht op 18 juli 2007 om herziening van deze maatregel, maar het Dagelijks Bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân verklaarde dit verzoek niet-ontvankelijk. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze beslissing ongegrond.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat het Dagelijks Bestuur niet bevoegd was om een besluit te nemen op het bezwaar van appellant tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Raad concludeerde dat de rechtbank dit niet had onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak vernietigd moest worden. De Raad verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van 10 oktober 2007 van het Dagelijks Bestuur.

Daarnaast werd het Dagelijks Bestuur veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 1.288,-- werden begroot. De uitspraak werd openbaar gedaan op 1 december 2009, waarbij de Raad ook bepaalde dat het Dagelijks Bestuur het griffierecht van in totaal € 146,-- aan appellant moest vergoeden.

Uitspraak

08/2558 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 april 2008, 07/2609 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het dagelijks bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân, (hierna: Dagelijks Bestuur)
Datum uitspraak: 1 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft drs. C. Atema, werkzaam bij de Stichting Bok-die-leit, bestuursrechtelijk steunfunctiebureau te Sint Annaparochie, hoger beroep ingesteld.
Het Dagelijks Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2009. Namens appellant is drs. Atema verschenen. Het Dagelijks Bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. R.S. de Vries, werkzaam bij de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 20 juli 2004 is aan appellant met ingang van 26 mei 2004 een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend naar de norm voor een alleenstaande. Bij dit besluit heeft het Dagelijks Bestuur wegens onvoldoende betoond besef van verantwoordelijkheid de bijstand met ingang van 26 mei 2004 verlaagd met 10% gedurende 24 maanden.
1.2. Bij brief van 18 juli 2007 heeft appellant verzocht om een herzieningsbesluit inzake de hem per 26 mei 2004 opgelegde afstemming van 10%. Het verzoek is gebaseerd op artikel 18, derde lid, van de WWB.
1.3. Het Dagelijks Bestuur heeft de brief van 18 juli 2007 aangemerkt als een verzoek om herziening van de bij besluit van 20 juli 2004 opgelegde maatregel en als een bezwaarschrift tegen het uitblijven van de heroverweging als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de WWB.
1.4. Bij besluit van 24 augustus 2007 heeft het Dagelijks Bestuur het verzoek om herziening van het besluit van 20 juli 2004 afgewezen. Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.5. Bij besluit van 10 oktober 2007 heeft het Dagelijks Bestuur het bezwaar tegen het uitblijven van de heroverweging als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de WWB niet- ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar onredelijk laat is ingediend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 10 oktober 2007 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In de brief van 18 juli 2007 wordt namens appellant – expliciet – verzocht om een herzieningsbesluit inzake de aan hem per 26 mei 2004 opgelegde afstemming van 10%. Dit verzoek is, aldus de letterlijke tekst van de brief, gebaseerd op artikel 18, derde lid, van de WWB. Anders dan het Dagelijks Bestuur, leest de Raad hierin niet dat bezwaar wordt gemaakt tegen het uitblijven van een heroverweging als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de WWB. Derhalve is de Raad, mede in het licht van de overige in het dossier aanwezige stukken, van oordeel dat appellant met zijn brief van 18 juli 2004 uitsluitend heeft verzocht om een herziening van het besluit van 20 juli 2004. Nu het Dagelijks Bestuur dit verzoek bij besluit van 24 augustus 2007 heeft afgewezen en hiertegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend, kan dit verzoek thans niet meer aan de orde komen.
4.2. Gelet op hetgeen in 4.1 is overwogen was het Dagelijks Bestuur niet bevoegd om een besluit te nemen op het bezwaar tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft dit niet onderkend zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het besluit van 10 oktober 2007 vernietigen.
5. De Raad ziet aanleiding om het Dagelijks Bestuur te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 644,-- in beroep en op € 644,-- in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 10 oktober 2007;
Veroordeelt het Dagelijks Bestuur in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 1.288,--;
Bepaalt dat het Dagelijks Bestuur aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 146,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman als voorzitter en J.N.A. Bootsma en O.L.H.W.I. Korte als leden, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2009.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
DW