ECLI:NL:CRVB:2009:BK4965
Centrale Raad van Beroep
Hoger beroep tegen besluit Uwv inzake WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar WAO-uitkering. Appellante, vertegenwoordigd door P.H.A. Timmerman, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Raad had op 11 maart 2009 de eerdere uitspraak bevestigd, maar op verzoek van appellante werd deze uitspraak op 22 juli 2009 vervallen verklaard. Het Uwv heeft vervolgens op 8 oktober 2009 een nieuw besluit genomen, waarin het volledig tegemoetkomt aan de bezwaren van appellante. Dit besluit herroept de verlaging van haar uitkering en plaatst haar weer in de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse.
De Raad overweegt dat appellante met haar beroep geen verdere verhoging van de uitkering kan bereiken, aangezien het Uwv haar verzoek volledig heeft ingewilligd. De Raad merkt op dat het belang van appellante bij een beoordeling van het hoger beroep is vervallen, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De Raad ziet geen aanleiding om proceskostenvergoeding toe te kennen, omdat het procesbelang al was vervallen. Wel wordt het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de reiskosten van appellante ter hoogte van € 22,80 en het griffierecht van € 106,00.
De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2009, waarbij D.J. van der Vos als voorzitter fungeerde, bijgestaan door R.C. Stam en M. Greebe als leden. De griffier van de Raad, M.A. van Amerongen, heeft het proces-verbaal opgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van de proceskosten en de voorwaarden waaronder deze vergoed kunnen worden, evenals de rol van het Uwv in het proces.