ECLI:NL:CRVB:2009:BK4087
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid van geduide functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, die in eerste instantie in 1996 een WAO-uitkering ontving vanwege pijn- en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 2 augustus 2005 besloten om haar uitkering per 3 oktober 2005 in te trekken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. De rechtbank Zutphen heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
Tijdens de zitting op 14 augustus 2009 is de behandeling geschorst en op 9 oktober 2009 voortgezet, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.J. van der Woude. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. W.J. Belder. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat de geduide functies niet geschikt zijn voor haar. De Raad heeft echter vastgesteld dat er geen nieuwe gezichtspunten zijn gepresenteerd die de eerdere oordelen van de rechtbank zouden kunnen weerleggen.
De Raad heeft de medische stukken die door appellante zijn overgelegd, beoordeeld en geconcludeerd dat, hoewel appellante gezondheidsklachten heeft, deze klachten niet objectiveerbaar zijn. De meest recente medische informatie bevestigt dat er geen behandelbare afwijkingen zijn vastgesteld. De Raad is van mening dat het Uwv de gezondheidstoestand van appellante correct heeft ingeschat en dat zij in staat is om de geduide functies te vervullen.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend aan appellante.