ECLI:NL:CRVB:2009:BK3550

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/2769 ZFW + 08/2770 ZFW + 08/7399 ZW + 08/6866 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inhouding van premie op WAO-uitkering en toepassing woonlandfactor in sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak gaat het om de inhouding van premies op de WAO-uitkering van appellanten, die woonachtig zijn in Marokko. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van vier appellanten tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de inhouding van premies voor de Ziekenfondswet (ZFW) en de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ), die voortvloeien uit een wijziging van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko. De Raad stelt vast dat de appellanten met ingang van 1 november 2004 verplicht verzekerd zijn voor de ZFW en dat de premies op hun uitkeringen zijn ingehouden. De Raad oordeelt dat de wetgeving en de toepassing van de woonlandfactor, die de wettelijke bijdrage voor de ziektekostenverzekering voor in het buitenland wonende personen verlaagt, rechtmatig zijn. De Raad bevestigt eerdere uitspraken van de rechtbank, waarin is geoordeeld dat de inhouding van premies conform de Nederlandse wetgeving en het verdrag met Marokko is geschied. De Raad concludeert dat er geen schending is van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en er wordt geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

08/2769 ZFW
08/2770 ZFW
08/7399 ZW
08/6866 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[Appellant 1], [Appellant 2], [Appellant 3] en [Appellant 4], allen wonende te Marokko (hierna: appellanten),
tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2008, 06/6150 en 06/5540 (uitspraak 1) van 3 november 2008, 07/4919 (uitspraak 2) en van 3 november 2008, 07/4853 (uitspraak 3),
in de gedingen tussen:
appellanten
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut weknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten 1 en 2 heeft mr. B.L.I.M. van Overloop, advocaat te Bergen op Zoom, hoger beroep ingesteld. Appellanten 3 en 4 hebben zelf hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft in alle zaken een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft - gevoegd met het onderzoek in de zaken geregistreerd onder de nummers 08/981 en 08/984 - plaatsgevonden op 17 september 2009. Appellanten zijn niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
A. Anandbahadoer. Na de sluiting van het onderzoek zijn de gevoegde zaken 08/981 en 08/984 weer gesplitst. In die zaken wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellanten zijn woonachtig in Marokko en genoten ten tijde van belang een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag tot wijziging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1996, 298, hierna: Verdrag met Marokko) zijn appellanten met ingang van 1 november 2004 uit hoofde van hun WAO-uitkering verplicht verzekerd voor de Ziekenfondswet (ZFW) en de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Met ingang van 1 november 2004 zijn de premies voor deze verzekeringen op de uitkeringen van appellanten ingehouden.
1.3. Bij brieven van 19 juli 2006 heeft het Uwv appellanten 1 en 2 meegedeeld dat de wettelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) met terugwerkende kracht - tot het moment van de inwerkingtreding van de Zvw per 1 januari 2006 - wordt verlaagd. De wettelijke bijdrage wordt vermenigvuldigd met de zogenoemde woonlandfactor, die is ingevoerd omdat de uitgaven voor de zorg in het woonland van appellanten lager zijn dan in Nederland. Appellanten 1 en 2 hebben hiertegen bezwaar gemaakt in de zin dat zij het Uwv hebben verzocht de woonlandfactor met ingang van 1 november 2004 op de door hen betaalde premies toe te passen.
1.4. Appellanten 3 en 4 hebben naar aanleiding van uitkeringsspecificaties van het Uwv bij het College van zorgverzekeringen (Cvz) bezwaar gemaakt tegen de inhouding van premie op hun WAO-uitkering. Cvz heeft de bezwaren van appellanten 3 en 4 ter behandeling naar het Uwv doorgezonden.
1.5. Het Uwv heeft de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen van appellanten ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen deze uitspraken gekeerd.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Tussen partijen is in geschil of het Uwv gehouden is de woonlandfactor toe te passen bij de premie-inhouding over de periode van 1 november 2004 tot 1 januari 2006.
4.3. De Raad verwijst hierbij allereerst naar zijn uitspraak van 18 oktober 2007 (LJN BB6578) waarin is geoordeeld dat de inhouding van de in geschil zijnde premies met ingang van 1 november 2004 geheel conform de Nederlandse wetgeving en het Verdrag met Marokko is geschied en dat gelet op het doel van de wijziging van het verdrag met Marokko en de gekozen systematiek om dit doel te bereiken, geen sprake is van een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De Raad voegt hier met de rechtbank in uitspraak 1 aan toe dat de woonlandfactor is ingevoerd door een wijziging in de - op de per 1 januari 2006 in werking getreden Zvw gebaseerde - Regeling zorgverzekeringen. Dat in het systeem van de verplichte verzekering onder de Zvw door de wetgever de keuze is gemaakt de wettelijke bijdrage voor de ziektekostenverzekering voor sommige in het buitenland wonende personen aanzienlijk te verlagen, doet aan de rechtmatigheid van het daarvoor geldende regime - zoals dat door de Raad in voornoemde uitspraak is beoordeeld - niet af.
4.4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraken - uitspraken 2 en 3 met aanvulling van gronden - dienen te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. de Mooij als leden, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
NK