ECLI:NL:CRVB:2009:BK3376

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-992 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAZ-uitkering en de rol van onafhankelijke deskundigen in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2009, staat de intrekking van de WAZ-uitkering van betrokkene centraal. De Raad heeft in zijn uitspraak bevestigd dat het oordeel van de door de bestuursrechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige in beginsel gevolgd dient te worden. In dit geval was de deskundige, psychiater N.J. de Mooij, van mening dat betrokkene op de datum in geding geen duurzaam benutbare mogelijkheden had. Dit oordeel was gebaseerd op een uitgebreid onderzoek en de beoordeling van de medische stukken in het dossier. De Raad oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om van dit uitgangspunt af te wijken.

De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze de appellant opdroeg een nieuw besluit te nemen, maar bevestigde de uitspraak voor het overige. De Raad besloot zelf in de zaak te voorzien door het besluit van 5 mei 2006 te herroepen, wat betekent dat de WAZ-uitkering van betrokkene volledig werd hersteld. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die werden begroot op € 644,-. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in bestuursrechtelijke procedures en de rol van de Raad in het waarborgen van de rechtsbescherming van betrokkenen.

De uitspraak is gedaan in het kader van een hoger beroep dat was ingesteld door het Uwv tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 24 december 2008. De Raad heeft de procesgang en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de eerdere beslissing van de rechtbank niet in stand kon blijven, gezien de bevindingen van de deskundige.

Uitspraak

09/992 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 24 december 2008, 06/2740
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant.
Datum uitspraak: 13 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. H. Yurdusen een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2009. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.T.B. van der Werf. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Yurdusen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen.
1.2. Bij besluit van 5 mei 2006 heeft het Uwv de uitkering van betrokkene ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 5 juli 2006 ingetrokken. De bezwaren van betrokkene zijn bij besluit van 27 november 2006 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.1. De rechtbank heeft psychiater N.J. de Mooij als deskundige benoemd. De Mooij heeft aan de rechtbank verslag uitgebracht. Hij heeft in zijn rapport aangegeven zich niet te kunnen verenigen met de door de verzekeringartsen vastgestelde belastbaarheid. Naar zijn mening was betrokkene op de datum in geding in het geheel niet belastbaar voor arbeid aangezien op dat moment sprake was van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Zowel de bezwaarverzekeringsarts als betrokkene hebben op het deskundigenrapport gereageerd, waarbij zij hun eerder ingenomen standpunten hebben herhaald. In reactie hierop heeft De Mooij zijn bevindingen gehandhaafd.
2.2. De rechtbank heeft de door haar geraadpleegde deskundige gevolgd en heeft het bestreden besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit te nemen.
3. In hoger beroep stelt appellant zich op het standpunt dat bij betrokkene geen sprake is van een situatie van geen duurzaam benutbare mogelijkheden. Daartoe voert appellant aan dat betrokkene functioneert op het gebied van zelfverzorging en binnen “krappe marges” op het gebied van samenlevingsverband, zodat zij enig vermogen heeft tot persoonlijk en sociaal functioneren, op grond waarvan een arbeidsdeskundige beoordeling dient plaats te vinden. Appellant heeft zijn standpunt onderbouwd met een rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 7 april 2009.
4.1. De Raad oordeelt als volgt.
4.3. In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat het oordeel van de door de bestuursrechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige in beginsel dient te worden gevolgd. Van feiten of omstandigheden om in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken is de Raad niet gebleken. Daartoe heeft de Raad in aanmerking genomen dat De Mooij een uitgebreid onderzoek heeft verricht en kennis heeft genomen van de in het dossier aanwezige (medische) stukken. Hij heeft zijn bevindingen gerapporteerd en de vragen van de rechtbank beantwoord. Tevens heeft hij zijn zienswijze op de rapporten van de verzekeringsartsen, met name ten aanzien van het door hen bij betrokkene verrichte psychiatrisch onderzoek, toegelicht. Het rapport en de daarin vermelde conclusies van De Mooij zijn zorgvuldig, consistent en naar behoren gemotiveerd.
4.4. Gelet op het oordeel van De Mooij dat bij betrokkene op de datum in geding geen sprake is van duurzaam benutbare mogelijkheden, kan nadere besluitvorming door het Uwv er slechts toe leiden dat de WAZ-uitkering van betrokkene volledig wordt hersteld. De Raad ziet daarom aanleiding om de aangevallen uitspraak te vernietigen voor zover het betreft de opdracht aan appellant een nieuw besluit te nemen, de aangevallen uitspraak voor het overige te bevestigen en om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak te voorzien door het besluit van 5 mei 2006 te herroepen.
5.1. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
5.2. Tot slot stelt de Raad vast dat van appellant op grond van artikel 22, derde lid, van de Beroepswet alsnog griffierecht dient te worden geheven.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover appellant is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de aangevallen uitspraak;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
Herroept het besluit van 5 mei 2006;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 644,-;
Bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 447,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 november 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A.L. de Gier.
KR