ECLI:NL:CRVB:2009:BK0559

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6190 AAWAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een bestuursrechtelijke uitspraak met betrekking tot de Algemene wet bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak. Verzoeker, die in deze procedure werd vertegenwoordigd, had verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 26 november 2002. De Raad heeft het verzoek om herziening afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangetoond die voldoen aan de voorwaarden van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat de stukken waarnaar in het herzieningsverzoek werd verwezen, reeds bekend waren ten tijde van de eerdere uitspraak. Het besluit van de staatssecretaris van Financiën, waarnaar ook werd verwezen, was tot stand gekomen na de datum van de eerdere uitspraak en kon derhalve niet als nieuw feit worden beschouwd. De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar enkel voor het aanvoeren van nieuwe feiten of omstandigheden die niet eerder bekend waren. De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

08/6190 AAWAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
Met toepassing van artikel 21 van de beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Raad van 26 november 2002, 00/696 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2009. Verzoeker is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.C. van der Meer.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend, tot een ander uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
2. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd heeft de Raad geen feiten of omstandigheden kunnen ontdekken die voldoen aan de hiervoor onder 1.1 genoemde voorwaarden a tot en met c van artikel 8:88 van de Awb. De stukken waarnaar in het herzieningsverzoek is verwezen, namelijk een samenvatting van een arrest van de Hoge Raad van 9 oktober 1996 alsmede een deel van een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam met kenmerk 99/03521, waarnaar ook is verwezen in het herzieningsverzoek, waren reeds bekend ten tijde van de uitspraak van waarvan herziening wordt gevraagd. Het besluit van 25 februari 2004 van de staatssecretaris van Financiën, waarnaar ook is verwezen in het herzieningsverzoek, is tot stand gekomen na de datum van de uitspraak van de Raad zodat dit, gelet op de voorwaarden van artikel 8:88 van de Awb, evenmin als nieuw feit kan worden gezien.
3. Het voorgaande betekent dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.L. de Gier.
EK