ECLI:NL:CRVB:2009:BK0548
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die op 3 januari 2005 wegens rug- en hartklachten uitviel voor zijn werkzaamheden als straatmaker. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 3 november 2006 vastgesteld dat appellant per 1 januari 2007 geen recht op uitkering had, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in een later stadium, op 19 april 2007, door het Uwv bevestigd na bezwaar van appellant. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
Appellant voerde aan dat zijn beperkingen door de verzekeringsartsen van het Uwv waren onderschat. Hij stelde dat hij meer beperkingen had op het gebied van zitten, staan en lopen, en dat hij door medicijngebruik regelmatig last had van duizeligheid, waardoor hij niet met machines kon werken. Tijdens de zitting benadrukte appellant dat hij zich psychisch niet in staat achtte om binnenwerkzaamheden te verrichten, zoals vereist bij de functies die aan de schatting ten grondslag lagen. Hij verwees naar een brief van zijn GZ-psycholoog, waarin deze zijn zorgen over de psychische belasting van appellant uiteenzette.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren om het medische onderzoek van de verzekeringsartsen als onzorgvuldig te beschouwen. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden verzameld, inclusief gegevens van de behandelend artsen van appellant. De Raad vond dat er geen objectieve medische gronden waren voor de stelling van appellant dat zijn beperkingen waren onderschat. Ook de bezwaren tegen binnenwerkzaamheden werden niet onderbouwd met medische argumenten. De Raad bevestigde dat appellant op de datum in geding in staat was om de werkzaamheden te verrichten die aan de functies ten grondslag lagen. De weigering van de WIA-uitkering werd derhalve in stand gehouden, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.