ECLI:NL:CRVB:2009:BK0540

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/5957 WAO + 08/5958 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 5 september 2008. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, vroeg om herziening van de uitspraak in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Raad had eerder het hoger beroep van verzoeker tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam verworpen, waarbij de medische beroepsgrond van verzoeker niet werd gehonoreerd. Verzoeker stelde dat de eerdere uitspraak onvoldoende gemotiveerd was en dat er nieuwe feiten waren die herziening rechtvaardigden.

De Raad overwoog dat herziening op grond van nieuwe feiten of omstandigheden slechts mogelijk is als deze feiten vóór de eerdere uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. De aangevoerde argumenten van verzoeker werden door de Raad als niet nieuw gekwalificeerd en vergelijkbaar met eerdere procedures. De Raad concludeerde dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter, en de leden R.C. Stam en M. Greebe. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

08/5957 en 08/5958 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 5 september 2008, 07/155 en 07/5035, (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 9 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker verzocht mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, om herziening van de aangevallen uitspraak.
Het Uwv voerde verweer, waarop mr. De Jonge schriftelijk reageerde.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 28 augustus 2009. Namens verzoeker is verschenen mr. De Jonge. Het Uwv liet zich vertegenwoordigen door J.C. Geldof.
II. OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraak besliste de Raad op het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2006, 06/2476. De door verzoeker opgeworpen medische beroepsgrond verwierp de Raad en hij onderschreef de weigering om de kosten van de rapporten van het Instituut Psychosofia te vergoeden.
Mr. De Jonge acht herziening van de aangevallen uitspraak aangewezen omdat de uitspraak onvoldoende is gemotiveerd, onvoldoende rekening houdt met het wettelijk kader en in strijd is met de jurisprudentie van de Raad. Zij heeft een veelheid aan argumenten aangevoerd waarom de rapporten uitgebracht door het Instituut Psychosofia voor vergoeding in aanmerking behoren te komen.
Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Volgens de vaste rechtspraak van de Raad, zoals deze blijkt uit onder andere zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN AN7982), kan in het kader van het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening slechts worden beoordeeld of op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid herziening aangewezen is. Een door verzoeker gewenste hernieuwde discussie over de betrokken zaak en de juistheid van de betrokken uitspraak kan in dit kader niet worden gevoerd.
Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen, nu verzoeker geen feit of omstandigheid als bovenomschreven naar voren heeft gebracht. De aangevoerde argumenten zijn vergelijkbaar met de procedure onder de nummers 07/3821 en 07/3822 en de Raad verwijst naar zijn uitspraak van 22 april 2008 (LJN BD0204) in die zaak.
Voor een kostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.E. van Rooij.
EK