ECLI:NL:CRVB:2009:BK0540
Centrale Raad van Beroep
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkeringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 5 september 2008. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, vroeg om herziening van de uitspraak in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Raad had eerder het hoger beroep van verzoeker tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam verworpen, waarbij de medische beroepsgrond van verzoeker niet werd gehonoreerd. Verzoeker stelde dat de eerdere uitspraak onvoldoende gemotiveerd was en dat er nieuwe feiten waren die herziening rechtvaardigden.
De Raad overwoog dat herziening op grond van nieuwe feiten of omstandigheden slechts mogelijk is als deze feiten vóór de eerdere uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. De aangevoerde argumenten van verzoeker werden door de Raad als niet nieuw gekwalificeerd en vergelijkbaar met eerdere procedures. De Raad concludeerde dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter, en de leden R.C. Stam en M. Greebe. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een kostenveroordeling.