ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9322
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die zijn WW-uitkering had aangevraagd na beëindiging van zijn dienstverband als huismeester. Appellant was op 1 augustus 2000 in dienst getreden bij de Vereniging van eigenaars van een flatgebouw, met de verplichting om in de dienstwoning te wonen. Na een afwijzing van zijn verzoek om buiten het gebouw te mogen wonen, heeft appellant in 2005 toch besloten te verhuizen. Dit leidde tot de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst per 1 juni 2006 door de kantonrechter, met een vergoeding voor appellant.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde vervolgens de WW-uitkering met ingang van 1 juni 2006, omdat appellant verwijtbaar werkloos was geworden. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd door het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellant geen klemmende omstandigheden heeft aangevoerd die de verhuizing noodzakelijk maakten. De Raad oordeelde dat appellant er rekening mee had moeten houden dat zijn dienstverband zou eindigen door de verhuizing. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 september 2009.