ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8467

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1095 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van nabetaling met terugvordering in WAO-zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 september 2009 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 08-1095 WAO. De kwestie betreft de verrekening van een nabetalingsbedrag van € 5.209,15 met een terug te vorderen bedrag van € 6.378,50 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv van 22 september 2006, waarin de hoogte van de bedragen werd medegedeeld. Het Uwv had appellante in de gelegenheid gesteld om haar bezwaren tegen de berekeningen kenbaar te maken, maar zij heeft hierop niet gereageerd. De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de verrekening correct is en dat appellante niet heeft aangetoond dat de bedragen onjuist zijn vastgesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

08/1095 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], België, (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 januari 2008, 07/916 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 september 2009.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. Grégoire, advocaat te Sittard, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2009. Appellante noch haar gemachtigde zijn daarbij verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Grinsven.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 22 september 2006 heeft het Uwv aan appellante meegedeeld dat in verband met herziening van haar WAO-uitkering een nog na te betalen bedrag van € 5.209,15 wordt verrekend met een nog terug te vorderen bedrag van € 6.378,50.
Over de nabetaling zal geen wettelijke rente worden vergoed aangezien dit bedrag wordt verrekend met genoemd openstaand bedrag.
1.2. Namens appellante is tegen het besluit van 22 september 2006 bezwaar gemaakt en verzocht om nadere informatie over de berekening van de diverse bedragen. Tevens is verzocht om vergoeding van wettelijke rente. Hierop heeft het Uwv bij brief van 22 november 2006 specificaties van het nabetalingsbedrag en van het terug te vorderen bedrag toegezonden en appellante verzocht eventueel de gronden van het bezwaar aan te vullen indien zij van mening is dat de bedragen niet juist zijn vastgesteld.
1.3. Bij besluit van 26 maart 2007 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv geoordeeld dat niet is gebleken dat de hoogte van het nabetalingsbedrag en van het nog terug te vorderen bedrag onjuist is vastgesteld. Het namens appellante ingediende bezwaar is in zoverre gegrond verklaard dat appellante recht heeft op een bedrag van € 211,85 aan wettelijke rente.
1.4. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daartoe onder meer overwogen geen reden tot twijfel te zien aan de bij het besluit van 26 maart 2007 gegeven specificatie van de nog openstaande vordering van € 6.378,50 en van de nabetaling van € 5.209,15. Gesteld noch gebleken is dat ten onrechte verrekening van deze bedragen heeft plaatsgevonden.
2. In hoger beroep is namens appellante aangevoerd dat berekeningen van de diverse bedragen per maand nader gespecificeerd moeten worden en dat niet volstaan mag worden met het noemen van totaalbedragen.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Op grond van de voorhanden stukken moet de Raad vaststellen dat niet is gebleken dat het Uwv het besluit tot verrekening van een nog na te betalen bedrag met een nog verschuldigd bedrag onvoldoende heeft gemotiveerd. In de bijlage bij het bestreden besluit van 26 maart 2007 is met betrekking tot de hoogte van de nabetaling over de periode van 7 februari 2005 tot 23 mei 2006 een uitvoerige toelichting gegeven. Tevens is de nog openstaande vordering nader gespecificeerd. De berekening van de wettelijke rente is op een afzonderlijke bijlage uitgewerkt. Appellante is bij brief van 22 november 2006 in de gelegenheid gesteld om haar eventuele bezwaren tegen de hoogte van de nog openstaande vordering en van de nabetaling nader kenbaar te maken, maar heeft niet gereageerd. De Raad is van oordeel dat het Uwv zich voldoende heeft ingespannen om appellante inzicht te verschaffen in de berekeningen en dat geen begin van bewijs is geleverd dat de voorgenoemde specificaties en de hierin opgenomen bedragen niet kloppen. De Raad ziet dan ook geen aanleiding af te wijken van het oordeel van de rechtbank tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.2. Uit voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.3. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en H.J. Simon en H.J. de Mooij als leden, in tegenwoordigheid van B.E. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) B.E. Giesen.
RB