ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8150

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/6946 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere bijstand voor zwemlessen en de beoordeling van noodzakelijke kosten

In deze zaak gaat het om de aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand voor zwemlessen voor haar zoon Arran, die een medische indicatie heeft voor deze lessen. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft de aanvraag afgewezen, omdat zwemlessen als algemeen gebruikelijk worden beschouwd voor kinderen van Arrans leeftijd. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het College heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Middelburg heeft de uitspraak van het College bevestigd, waarop appellante in hoger beroep is gegaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 15 september 2009 behandeld. De Raad heeft vastgesteld dat volgens artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB) bijzondere bijstand alleen kan worden verleend als er sprake is van noodzakelijke kosten die niet uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan. De Raad heeft de argumenten van het College gevolgd, dat reguliere kosten voor zwemlessen uit de bijstandsnorm moeten worden betaald, ook als er een medische indicatie is. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als er bijzondere individuele omstandigheden zijn die meerkosten met zich meebrengen, wat in dit geval niet aan de orde was.

De Raad heeft geconcludeerd dat het College in redelijkheid tot de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand heeft kunnen komen. De aangevallen uitspraak van de rechtbank is bevestigd, met verbetering van gronden. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.

Uitspraak

07/6946 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 16 november 2007, 07/517 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland (hierna: College)
Datum uitspraak: 15 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F.A. van den Berg, advocaat te Middelburg, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2009. Appellante is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door W.A. van Ballegooijen, werkzaam bij de gemeente Schouwen-Duiveland.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor zwemlessen ten behoeve van haar zoon Arran in verband met zijn sociale activering.
1.2. Bij besluit van 12 januari 2007 heeft het College de aanvraag van appellante afgewezen op de grond dat zwemlessen algemeen gebruikelijk zijn te achten voor kinderen van de leeftijd van de zoon van appellante.
1.3. Bij besluit van 27 april 2007 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 12 januari 2007 ongegrond verklaard.
2. Bij aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 27 april 2007 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het College niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2. Volgens vaste rechtspraak van de Raad, zie onder meer de uitspraak van 24 april 2007, LJN BA4282, dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB eerst te worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen. Vervolgens dient te worden beoordeeld of die kosten in het individuele geval noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden. Tenslotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het College ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft.
4.3. Het College heeft zich, zoals reeds volgt uit het besluit van 27 april 2007 en is herhaald ter zitting, op het standpunt gesteld dat de kosten van de zwemlessen van Arran dienen te worden voldaan uit de bijstandsnorm, omdat het reguliere kosten betreft. Gelet op de beoordelingsvrijheid van het College op dit punt is uitsluitend in geschil of het College in redelijkheid tot die conclusie heeft kunnen komen.
4.4. De Raad begrijpt het College aldus, dat reguliere kosten voor zwemlessen dienen te worden voldaan uit de bijstandsnorm, ook wanneer - zoals in het geval van Arran - er een medische indicatie bestaat voor het nemen van zwemlessen. Voor bijzondere bijstand komt men pas in aanmerking als uit bijzondere individuele omstandigheden zou voortvloeien dat meerkosten worden gemaakt. Daarvan is bijvoorbeeld sprake indien extra lessen en/of begeleiding noodzakelijk zijn. Die situatie doet zich niet voor. De Raad is dan ook van oordeel dat het College in redelijkheid tot afwijzing van de gevraagde bijzondere bijstand heeft kunnen komen.
4.5. Gelet op het voorgaande komt de aangevallen uitspraak, zij het met verbetering van gronden, voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2009.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) R.L.G. Boot.
RB