ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7624
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uwv heeft de uitkering per 24 april 2006 ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellante heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank, die de beslissing van het Uwv heeft bevestigd. Appellante is vervolgens in hoger beroep gegaan, waarbij zij aanvoert dat haar medische toestand door de rechtbank is onderschat en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de standpunten van haar behandelend artsen.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 september 2009 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de argumenten van appellante in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bieden ten opzichte van de eerdere procedure. De Raad stelt vast dat de door appellante overgelegde medische informatie niet leidt tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om de aangevallen uitspraak te herzien, en bevestigt deze. De Raad wijst erop dat de verslechtering van appellantes gezondheidstoestand, erkend door het Uwv per 22 februari 2007, niet relevant is voor de beoordeling van de situatie op de datum in geding, en dat er geen bewijs is dat de psychische klachten ten tijde van de intrekking van de uitkering aanwezig waren.
De uitspraak wordt gedaan door een meervoudige kamer, met R.C. Stam als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er zijn geen termen aanwezig om een proceskostenveroordeling toe te passen.