ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7502

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-675 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv. Appellante ontvangt sinds 19 augustus 2002 een uitkering op basis van psychische klachten, met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uwv heeft op 6 december 2005 besloten de uitkering per 7 februari 2006 in te trekken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv op 23 mei 2006.

Tijdens de zitting op 3 september 2008 bleek dat het onderzoek niet volledig was, waarna de Raad besloot het onderzoek te heropenen. Psychiater M. Kazemier werd ingeschakeld om een deskundigenonderzoek uit te voeren. Op basis van zijn bevindingen werden de arbeidsbeperkingen van appellante aangepast, inclusief een medische urenbeperking van vier uur per dag. De bezwaararbeidsdeskundige heeft vervolgens functies bijgeduid, maar bleef bij de conclusie dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische klachten en dat zij niet in staat is om de geduide functies te vervullen. De Raad heeft de conclusies van de deskundige Kazemier onderschreven en vastgesteld dat de gewijzigde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) voldoende rekening houdt met de belastbaarheid van appellante. De Raad oordeelt dat de aan appellante voorgehouden functies medisch geschikt zijn en bevestigt de aangevallen uitspraak. Tevens veroordeelt de Raad het Uwv in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.449,-, en bepaalt dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 143,- aan appellante vergoedt.

Uitspraak

07/675 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2006, 06/1974
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 11 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.C.M. Peperkamp, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellante is een aanvullend stuk ingediend, waarop het Uwv heeft gereageerd.
Na de behandeling van het geding ter zitting op 3 september 2008 van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen.
De Raad heeft psychiater M. Kazemier benoemd als deskundige voor het instellen van een onderzoek. Deze heeft een schriftelijk verslag van zijn onderzoek, gedateerd 6 februari 2009, aan de Raad uitgebracht, waarop vervolgens door beide partijen is gereageerd.
Het geding is opnieuw ter zitting behandeld op 19 juni 2009, waar appellante is verschenen samen met mr. W.J.A. Vis, kantoorgenoot van mr. L. Goudkade, opvolgend gemachtigde van mr. Peperkamp, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Zaagsma.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante ontvangt sinds 19 augustus 2002 in verband met psychische klachten een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. Bij besluit van 6 december 2005 heeft het Uwv de WAO-uitkering met ingang van 7 februari 2006 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellantes arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
1.3. Bij besluit van 23 mei 2006 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante tegen het besluit van 6 december 2005 ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
3.1. Namens appellante is in hoger beroep aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische klachten en dat zij niet in staat is om de geduide functies te vervullen.
3.2. Op basis van het rapport van de deskundige psychiater Kazemier heeft de bezwaarverzekeringsarts R.M. Hulst de arbeidsbeperkingen van appellante aangepast en een zogenoemde medische urenbeperking van vier uur per dag voor maximaal vijf dagen per week in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgenomen. Bezwaararbeidsdeskundige M.N.J. Kollaard heeft vanwege die urenbeperking functies laten vervallen en binnen de gebruikte SBC-codes functies bijgeduid. Na motivering van de mogelijke overschrijdingen heeft de bezwaararbeidsdeskundige onveranderd een mate van arbeidsongeschiktheid berekend van minder dan 15%.
3.3. Namens appellante is gesteld dat zij met haar klachten ook niet in staat is om te functioneren gedurende de door de deskundige Kazemier aangegeven arbeidsduur.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat in beginsel het oordeel van de door de bestuursrechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige dient te worden gevolgd. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken is de Raad niet gebleken. Daartoe overweegt de Raad dat het door de deskundige verrichte onderzoek volledig en zorgvuldig is geweest en dat de conclusies in zijn rapport overtuigend zijn gemotiveerd. In dat verband onderschrijft de Raad dan ook de door de bezwaarverzekeringsarts opgenomen urenbeperking in de FML. In hetgeen namens appellante in hoger beroep naar voren is gebracht, ziet de Raad geen aanleiding om de deskundige Kazemier niet te volgen. Vastgesteld kan worden dat in de gewijzigde FML genoegzaam rekening is gehouden met de belastbaarheid van appellante.
4.3. De Raad ziet, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin grond voor het oordeel dat de aan appellante voorgehouden functies voor haar in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, zij het op andere gronden, dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht, waar de juiste motivering van het bestreden besluit pas in hoger beroep door het Uwv is gegeven, termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 805,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 1.449,- te betalen door het Uwv;
Bepaalt dat het Uwv aan appellante het betaalde griffierecht van € 143,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) J.M. Tason Avila.
KR