ECLI:NL:CRVB:2009:BJ6006
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 1994 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De herziening vond plaats na een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 23 augustus 2006, waarbij de arbeidsongeschiktheidsklasse van appellant werd aangepast van 55 tot 65% naar 15 tot 25%. De rechtbank Almelo had eerder het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant stelde dat hij ten onrechte was herbeoordeeld op basis van het aangepaste Schattingsbesluit en dat de intrekking van zijn uitkering in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren om te concluderen dat het Uwv de beperkingen van appellant had onderschat. De Raad vond dat de (bezwaar)verzekeringsartsen voldoende overtuigend hadden gemotiveerd dat een urenbeperking voor appellant niet langer noodzakelijk was. Dit oordeel was gebaseerd op het onderzoek dat de verzekeringsarts had verricht en het contact dat de bezwaarverzekeringsarts met appellant had gehad tijdens de hoorzitting. De Raad concludeerde dat de medische situatie van appellant geen aanleiding gaf om de urenbeperking te handhaven, en dat de arbeidskundige grondslag van de herzieningsbeslissing voldoende was onderbouwd.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden unaniem tot de conclusie kwamen dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd. Er werden geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling.