ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5714
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAZ-uitkering en beoordeling van medische grondslag
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAZ-uitkering van appellante, die als mede-eigenares van een groentenwinkel werkzaam was. Appellante viel uit wegens psychische klachten en ontving aanvankelijk een uitkering van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, die later werd herzien naar 35 tot 45%. De rechtbank Roermond oordeelde dat het Uwv ten onrechte de omvang van de maatgevende arbeid had gemaximeerd, maar bevestigde de medische grondslag van het bestreden besluit. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat haar beperkingen niet correct waren ingeschat en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat de door appellante ingebrachte informatie van haar huisarts en psychiater niet leidde tot een andere conclusie over de medische grondslag. De Raad wees op de subjectieve aard van de klachten en het gebrek aan objectieve medische onderbouwing. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten, diende te worden bevestigd. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van beperkingen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde dat de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv correct waren en dat de intrekking van de WAZ-uitkering gerechtvaardigd was.