ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5410
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en afwijzing verzoek om herziening
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om aan appellante een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen. Het Uwv had eerder, op 25 augustus 2004, besloten om geen uitkering toe te kennen, en dit besluit werd gehandhaafd bij een besluit op bezwaar van 17 februari 2005. Appellante heeft hiertegen geen beroep ingesteld. Op 20 januari 2006 verzocht appellante het Uwv om terug te komen van dit besluit, maar het Uwv weigerde dit verzoek bij besluit van 3 augustus 2006, wat later werd bevestigd in een bestreden besluit op 27 december 2006.
De rechtbank Utrecht verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het Uwv bevoegd was om het verzoek van appellante af te wijzen en dat de wijze waarop het Uwv deze bevoegdheid had gehanteerd, de rechterlijke toets kon doorstaan. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien, zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In hoger beroep voerde appellante aan dat de functionele mogelijkhedenlijst van de verzekeringsarts niet was gebaseerd op een specialistische diagnose, en dat de rapporten van haar fysiotherapeut en huisarts als nieuwe feiten moesten worden beschouwd. De Centrale Raad van Beroep onderschreef echter het toetsingskader van de rechtbank en oordeelde dat de rapporten van de neuropsycholoog en de andere zorgverleners geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatten die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.W. Schuttel als voorzitter, en de leden J.P.M. Zeijen en R. Kruisdijk, in aanwezigheid van griffier J.M. Tason Avila. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 14 augustus 2009.