ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3274
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van het medische onderzoek door de verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank oordeelde dat het medische onderzoek door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) zorgvuldig was. Appellant had zijn WAO-uitkering aangevochten, die per 7 mei 2006 was beëindigd op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 15%. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beperkingen die door de verzekeringsarts waren vastgesteld, en dat de voorgehouden functies medisch gezien geschikt waren voor appellant.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv niet onzorgvuldig had gehandeld door geen informatie op te vragen bij de behandelende sector, aangezien er voldoende medische informatie beschikbaar was, waaronder een expertiseverslag van psychiater J. IJsselstein. Appellant had verklaard dat zijn behandeling bij de Symfora Groep al was beëindigd voor de datum in geding. De Raad vond dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de medische gegevens en dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die aanleiding gaven tot twijfel aan de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
De Raad concludeerde dat appellant in staat moest worden geacht de voorgehouden functies te verrichten en dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd openbaar gedaan op 10 juli 2009, en de Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.