ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van [Betrokkene] tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 29 november 2007 uitspraak deed in een geschil over de intrekking van de WAO-uitkering van [Betrokkene]. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 juli 2009 uitspraak gedaan. De zaak is ontstaan na een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 28 februari 2006, waarbij de WAO-uitkering van [Betrokkene] werd ingetrokken op grond van de conclusie dat hij per 1 mei 2006 minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door het Uwv in een later besluit van 24 augustus 2006 bevestigd, ondanks het bezwaar van [Betrokkene].
In hoger beroep hebben de erven van [Betrokkene] hun standpunt versterkt met een verklaring van de revalidatiearts dr. W.K.N. van der Meij, waarin zij de ernst van de medische beperkingen van [Betrokkene] onderbouwen. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze verklaring niet leidt tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de gronden van [Betrokkene] afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad heeft ook opgemerkt dat de datum in geding, 1 mei 2006, duidelijk in de uitspraak van de rechtbank is vermeld.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep geen doel treft en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Tevens zijn er geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 juli 2009.