ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2824
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en verhoging van WAO-uitkering in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv werd gegrond verklaard. Appellante, die sinds 1995 arbeidsongeschikt is, heeft in 2004 haar uitkering op grond van de WAO aangevraagd, waarbij haar arbeidsongeschiktheid aanvankelijk werd vastgesteld op 15 tot 25%. Na een herbeoordeling door verzekeringsarts R. Leboux in 2006, werd haar arbeidsongeschiktheid verhoogd naar 25 tot 35%. Appellante heeft echter aangevoerd dat het Uwv geen rekening heeft gehouden met haar beperkingen, zoals vastgesteld in een MRI-scan van april 2004.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 15 juli 2009 geoordeeld dat het Uwv in zijn beoordeling voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van appellante. De Raad bevestigt dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 augustus 2007 adequaat is en dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet onjuist is vastgesteld. De Raad concludeert dat appellante in staat is om de geselecteerde functies te vervullen, ondanks haar beperkingen. De Raad heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij het Uwv in zijn besluit van 30 juli 2008 terecht de WAO-uitkering per 5 april 2006 heeft herzien.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van medische en arbeidskundige gegevens bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend aan appellante.