1. [Appellante], wonende te [woonplaats]
2. de erven van [Betrokkene], laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 6 oktober 2008, 08/353 (hierna: aangevallen uitspraak),
appellante sub 1 en [Betrokkene] (hierna: betrokkene)
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo (hierna: College)
Datum uitspraak: 7 juli 2009
Namens appellante sub 1 en betrokkene heeft mr. K.E.J. Dohmen, advocaat te Venlo, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. Dohmen heeft bij brieven van 28 mei 2009 en 2 juni 2009 aan de Raad bericht dat betrokkene [in] 2009 is overleden. Mr. Dohmen heeft de Raad laten weten dat hij het geding namens de erven van betrokkene wenst voort te zetten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2009. Appellanten zijn niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door C. Volleberg, werkzaam bij de gemeente Venlo.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 14 mei 2007 heeft het College de aan appellante sub 1 en betrokkene verleende bijstandsuitkering ingetrokken over de periode van 1 januari 2003 tot 1 maart 2004 en de kosten van de over die periode verleende bijstand tot een bedrag van € 23.137,72 van hen teruggevorderd. Daarbij is meegedeeld dat een bezwaarschrift kan worden ingediend bij het College, Postbus 3388, 5902 RJ Venlo.
1.2. Onder dagtekening 18 juni 2007 heeft de gemachtigde van appellante sub 1 en betrokkene een bezwaarschrift tegen het besluit van 14 mei 2007 ter post bezorgd. Het bezwaarschrift was gericht aan het College en geadresseerd aan postbus 338, 5902 RK Venlo. Het bezwaarschrift is wegens onjuiste adressering door TNT post aan de gemachtigde geretourneerd, die dit vervolgens op 29 juni 2007 ten kantore van het College heeft overhandigd.
1.3. Bij besluit van 8 januari 2008 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 14 mei 2007 wegens niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij overwogen dat in lijn met de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 april 2008 (LJN BC9038) in dit geval door de bezorging bij de gemachtigde van appellante sub 1 en betrokkene, na retournering van het betrokken poststuk door TNT post, een einde is gekomen aan de verzending van het bezwaarschrift van 18 juni 2007. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de latere overhandiging van het bezwaarschrift na afloop van de bezwaartermijn, welke ingevolge artikel 6:7 in verbinding met artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) eindigde op 25 juni 2007, niet kan worden gezien als een voortzetting van de verzending per post, zodat artikel 6:9, tweede lid, van de Awb daar niet op van toepassing was. De rechtbank heeft geen termen gezien om het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift op grond van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar te achten. In het besluit van 14 mei 2007 is het correcte adres van het College vermeld. De gemaakte vergissing bij de adressering is geheel toe te rekenen aan de gemachtigde van appellante sub 1 en betrokkene en komt daarmee voor hun risico. De rechtbank komt tot de slotsom dat het College het bezwaar tegen het besluit van 14 mei 2007 terecht niet-ontvankelijk heeft geacht.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het College het bezwaar tegen het besluit van 14 mei 2007 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en de hiervoor onder 2 weergegeven overwegingen waarop dit oordeel berust. In hetgeen in hoger beroep is aangevoerd ziet de Raad geen grond om tot een ander oordeel te komen.
4.2. Hetgeen onder 4.1 is overwogen betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en J.J.A. Kooijman en H.C.P. Venema als leden, in tegenwoordigheid van B.E. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2009.
(get.) G.A.J. van den Hurk.