ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1654
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het recht op WIA-uitkering na beoordeling van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv, waarbij werd vastgesteld dat appellante per 13 september 2006 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De rechtbank Utrecht had eerder de uitspraak van het Uwv bevestigd, en appellante was van mening dat haar beperkingen waren onderschat en dat de functies die haar waren toegewezen niet passend waren.
De Raad heeft in zijn overwegingen de medische en arbeidskundige grondslagen van het besluit van het Uwv beoordeeld. Hij concludeerde dat er geen reden was om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen te betwisten. Appellante had niet aannemelijk gemaakt dat haar belastbaarheid op de relevante datum onjuist was vastgesteld. De Raad heeft ook de argumenten van appellante, waaronder het verzoek om functie-enquêteformulieren, verworpen. Hij verwees naar eerdere uitspraken waarin deze kwesties al waren behandeld.
Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank diende te worden bevestigd. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.