ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1633
Centrale Raad van Beroep
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies bij arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de herziening van haar WAO-uitkering door het Uwv. Appellante, die sinds 11 maart 1996 een uitkering ontvangt vanwege nek- en rugklachten, betwist de beslissing van het Uwv om haar uitkering per 22 mei 2006 te verlagen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 juli 2009 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 12 juni 2009 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. A.E.G. de Jong.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 27 maart 2006 ongegrond heeft verklaard. De bezwaarverzekeringsarts heeft geen aanleiding gezien om aanvullende beperkingen op te nemen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), ondanks de informatie van de behandelend neuroloog. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij is overwogen dat het Uwv de beperkingen van appellante niet heeft onderschat en dat de geselecteerde functies geschikt zijn.
In hoger beroep heeft appellante nieuwe medische informatie ingediend, waaronder een diagnose van Multiple Sclerose (MS). De Raad heeft echter geoordeeld dat deze diagnose niet van beslissende betekenis is voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De door appellante overgelegde medische informatie biedt geen onderbouwing voor haar stelling dat zij niet in staat is tot het verrichten van lichte, voornamelijk zittende werkzaamheden. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het bestreden besluit van het Uwv berust op een toereikende medische grondslag. De proceskosten worden niet vergoed.