ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1565

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-614 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van Functionele Mogelijkheden Lijst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WAO-uitkering in te trekken, ongegrond heeft verklaard. De intrekking vond plaats per 4 oktober 2004, na een besluit van 27 maart 2007. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere gronden herhaald, waarbij hij vooral de medische indicatie voor een urenbeperking ter discussie stelde. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 juni 2009 uitspraak gedaan.

De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de rechtbank de herhaalde gronden van appellant afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de Functionele Mogelijkheden Lijst van 14 maart 2007 op juiste wijze de mogelijkheden en beperkingen van appellant weergeeft. De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de medische grondslag van het besluit van het Uwv onjuist is.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in aanwezigheid van griffier M.A. van Amerongen. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

08/614 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 17 december 2007, 07/449 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. Tuitjer, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2009. Namens appellant is verschenen mr. M.J. Klinkert, advocaat te Utrecht. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.2. Bij besluit van 27 maart 2007 heeft het Uwv – beslissend op bezwaar en ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 29 juni 2006 – de WAO-uitkering van appellant met ingang van 4 oktober 2004 ingetrokken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 27 maart 2007 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen geen aanleiding te zien om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het besluit. De rechtbank acht het standpunt van het Uwv dat er ten tijde van de datum in geding, zijnde 4 oktober 2004, geen sprake was van een medische indicatie voor een urenbeperking voldoende onderbouwd.
De rechtbank ziet voorts, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid van appellant, geen grond om ervan uit te gaan dat de aan appellant voorgehouden functies voor hem niet geschikt zouden zijn op de datum in geding. Met de in zijn rapport van 23 maart 2007 gegeven toelichting per functie is door de bezwaararbeidsdeskundige in bezwaar alsnog inzichtelijk gemaakt waarop het besluit van 27 maart 2007 berust.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn in eerste aanleg aangevoerde gronden tegen het besluit van 27 maart 2007 herhaald. Zijn voornaamste grief betreft het standpunt van het Uwv dat er niet langer een medische indicatie bestaat voor het handhaven van de (preventieve) urenbeperking tot 4 uur per dag.
4.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de in hoger beroep herhaalde gronden afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat hetgeen appellant heeft aangevoerd geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat de Functionele Mogelijkheden Lijst van 14 maart 2007 niet op juiste wijze de mogelijkheden en beperkingen van appellant weergeeft.
4.2. Voorts verwijst de Raad naar de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van
22 mei 2008, waarin deze samen met de bezwaarverzekeringsarts nogmaals motiveert waarom de geduide functies, ondanks de in hoger beroep herhaalde grieven van appellant met betrekking tot onder meer opleidingsniveau en tilbelasting, voor appellant geschikt zijn.
4.3. Gelet op het vorenstaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
4.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.A. van Amerongen.
JL