ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1565
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van Functionele Mogelijkheden Lijst
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WAO-uitkering in te trekken, ongegrond heeft verklaard. De intrekking vond plaats per 4 oktober 2004, na een besluit van 27 maart 2007. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere gronden herhaald, waarbij hij vooral de medische indicatie voor een urenbeperking ter discussie stelde. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 juni 2009 uitspraak gedaan.
De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de rechtbank de herhaalde gronden van appellant afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de Functionele Mogelijkheden Lijst van 14 maart 2007 op juiste wijze de mogelijkheden en beperkingen van appellant weergeeft. De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de medische grondslag van het besluit van het Uwv onjuist is.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in aanwezigheid van griffier M.A. van Amerongen. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.