ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1077
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- J.C.F. Talman
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens niet woonachtig op opgegeven adres
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 5 oktober 2007, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht ongegrond werd verklaard. Appellant had op 26 juni 2006 een aanvraag voor bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), waarbij hij aangaf te wonen op een bepaald adres in Utrecht. Na een huisbezoek op het opgegeven adres concludeerde het College dat appellant daar niet woonachtig was, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag op 10 augustus 2006.
Het College verklaarde het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing ongegrond op 1 november 2006, met als argument dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank oordeelde dat het College terecht had gesteld dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonde, en dat hij niet voldeed aan de vereisten voor het verkrijgen van bijstand.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld en dat de aangevallen uitspraak bevestigd moest worden. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 24 juni 2009 door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.C.F. Talman en J.F. Bandringa als leden.