[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 26 juni 2008, 06/4609 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 juni 2009
Namens appellant heeft mr. S.J.W.C. Lipman, werkzaam bij D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2009. Appellant is, zoals tevoren bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma.
1.1. Appellant, geboren [in] 1956, is wegens rugklachten uitgevallen voor zijn werk als zelfstandig akkerbouwer/aannemer. Met ingang van 28 februari 1997 is hem een uitkering ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) toegekend, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Deze uitkering is per 1 januari 1998 omgezet in een uitkering krachtens de wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ).
1.2. Bij besluit van 19 april 2006 heeft het Uwv de WAZ-uitkering van appellant met ingang van 19 juni 2006 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Bij besluit van 4 augustus 2006 is het tegen het besluit van 19 april 2006 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hangende het tegen het besluit van 4 augustus 2006 ingestelde beroep heeft het Uwv dat besluit ingetrokken en bij besluit van 12 november 2007 (hierna: bestreden besluit) het bezwaar tegen het besluit van 19 april 2006 gegrond verklaard en de WAZ-uitkering van appellant met ingang van 19 juni 2006 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Hierbij is toepassing gegeven aan het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zoals gewijzigd bij Besluit van 18 augustus 2004, Stb. 2004, 434, in werking getreden per 1 oktober 2004 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 2005, Stb. 2005, 219, hierna: het aangepaste Schattingsbesluit).
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij overwogen dat een herbeoordeling van appellants aanspraken op basis van het oude Schattingsbesluit, als gevolg van de wijziging van het aangepaste Schattingsbesluit per 22 februari 2007, in deze beroepsprocedure (nog) niet aan de orde is, zodat de rechtbank niet is toegekomen aan beantwoording van de vraag of van ongerechtvaardigde ongelijke behandeling sprake is.
3. In hoger beroep heeft appellant dit oordeel van de rechtbank gemotiveerd bestreden. Het Uwv heeft zich achter de beslissing van de rechtbank gesteld.
4.1. De Raad stelt voorop dat hij - anders dan de rechtbank - van oordeel is dat ook in een situatie als van appellant, waarbij de datum in geding is gelegen vóór 22 februari 2007, het door hem gestelde ongerechtvaardigde onderscheid aan de orde kan komen en door de rechter beoordeeld dient te worden.
4.2. Het standpunt van appellant dat sprake is van ongerechtvaardigde ongelijke behandeling deelt de Raad echter niet. Voor een motivering van dit oordeel verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 22 april 2009, LJN BH0312.
4.3. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.1 en 4.2 dient de aangevallen uitspraak, voor zover in hoger beroep aangevochten: namelijk voor zover het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is verklaard, te worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2009.