ECLI:NL:CRVB:2009:BI6851
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag voor arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot haar WAO-uitkering. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Veerkamp, betoogde dat haar medische situatie een handhaving van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% rechtvaardigde. Het Uwv had echter in eerdere besluiten, waaronder een besluit van 27 maart 2007, vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage met ingang van 20 september 2005 op 55 tot 65% was vastgesteld, wat appellante betwistte.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij de medische rapportages van de bezwaarverzekeringsarts C.J. van der Valk en de GZ-psycholoog M. Top tegen elkaar afwoog. De rechtbank concludeerde dat de beschikbare medische gegevens geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de FML van 29 maart 2006, die de beperkingen van appellante beschreef. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunten en betwistte zij de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies.
De Raad overwoog dat appellante in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de juistheid van de FML in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat de schatting van de arbeidsmogelijkheden van appellante voldoende medische grondslag had en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De Raad bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter, en de leden I.M.J. Hilhorst-Hagen en M. Greebe. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier T.J. van der Torn.