ECLI:NL:CRVB:2009:BI6845
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- A.B.J. van der Ham
- R. Kooper
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank inzake nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, vertegenwoordigd door mr. Z.M. Alaca, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 23 oktober 2007, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwartewaterland ongegrond was verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat de feiten zoals vermeld in de aangevallen uitspraak niet betwist zijn door de partijen en vormen het uitgangspunt voor de oordeelsvorming.
De rechtbank had overwogen dat de argumenten van de appellant om terug te komen van het besluit van 15 februari 2005 niet konden worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De appellant voerde aan dat er sprake was van een evidente onjuistheid van het besluit, gebaseerd op een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De Raad heeft echter het oordeel van de rechtbank onderschreven en benadrukt dat de (kennelijke) onjuistheid van het oorspronkelijke besluit op zichzelf geen beslissende rol speelt in deze procedure.
De Raad concludeert dat het College bevoegd was om het verzoek van de appellant om terug te komen van het eerdere besluit af te wijzen. De argumenten van de appellant bieden geen grond voor het oordeel dat het College niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Daarom slaagt het hoger beroep niet, en wordt de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.