ECLI:NL:CRVB:2009:BI6707
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die aanvankelijk was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, maar bij besluit van 8 december 2004 was herzien naar 25 tot 35%. Betrokkene heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door appellant op 20 december 2005. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat zij vond dat de medische grondslag niet in stand kon worden gelaten. De rechtbank was van mening dat er onvoldoende rekening was gehouden met de concentratieproblemen van betrokkene, die voortvloeiden uit haar pijnklachten.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat uit de medische stukken niet bleek dat betrokkene daadwerkelijk concentratieproblemen had die de herziening van de WAO-uitkering konden onderbouwen. De bezwaarverzekeringsarts had in haar rapportage geen aanwijzingen gevonden voor cognitieve functiestoornissen. De Raad concludeerde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het bestreden besluit ondeugdelijk was gemotiveerd. De medische beperkingen van betrokkene waren adequaat in kaart gebracht in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en de functies die aan de herziening ten grondslag lagen, waren medisch passend.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene alsnog ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 22 mei 2009, waarbij de Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.