ECLI:NL:CRVB:2009:BI5902
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in 1991 uitviel wegens enkelklachten en later gediagnosticeerd werd met artritis psoriatica. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de Raad de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigde. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn uitkering, die door het Uwv was vastgesteld op 45 tot 55% arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek dat had plaatsgevonden, zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen objectieve medische aanwijzingen waren die erop wezen dat appellant meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen. De Raad concludeerde dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, zoals portier en receptionist, medisch geschikt waren voor appellant.
De procedure begon met een hoger beroep ingesteld door mr. B.A.R. Brouwers namens appellant. Het Uwv diende een verweerschrift in en de zitting vond plaats op 10 april 2009, waarbij appellant niet aanwezig was. De Raad overwoog dat de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts appellant hadden onderzocht en dat de informatie van de behandelend reumatoloog was meegenomen in de beoordeling. De Raad zag geen aanleiding om een deskundige in te schakelen, aangezien de medische grondslag van het besluit van het Uwv voldoende was onderbouwd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat er geen reden was om de proceskosten te vergoeden, aangezien geen van de partijen in het ongelijk was gesteld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en R. Kruisdijk als leden.