ECLI:NL:CRVB:2009:BI5329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering met voldoende medische grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin haar aanvraag voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Appellante had op 13 september 2004 een aanvraag ingediend wegens lichamelijke en psychische klachten na een verkeersongeval op driejarige leeftijd. De verzekeringsarts P. Duerinckx concludeerde na onderzoek op 1 november 2004 dat appellante beperkt was in dynamisch handelen en statische houdingen, maar geen indicatie voor een urenbeperking had. De belastbaarheid werd vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van die datum. Ondanks aanvullende informatie van de huisarts, concludeerde Duerinckx op 20 december 2004 dat er geen reden was om de FML te wijzigen. De aanvraag werd op 21 december 2004 afgewezen, omdat appellante minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht.
In de bezwaarfase werd het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts J.A.F. Leunisse-Walboomers bevestigd, die concludeerde dat er geen aanleiding was om af te wijken van het eerdere oordeel. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, met de overweging dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat het besluit op een voldoende medische grondslag berustte.
In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten en voerde aan dat het Uwv haar beperkingen had onderschat. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende was onderbouwd. De Raad bevestigde de eerdere oordelen en concludeerde dat appellante geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die haar standpunt konden onderbouwen. De Raad oordeelde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. Het hoger beroep werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.