ECLI:NL:CRVB:2009:BI4715
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de waarde van onderzoeken door niet-verzekeringsartsen
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die in 1994 uitviel voor haar werk als administratief medewerkster vanwege fotosensibele epilepsie. Na meerdere herbeoordelingen werd haar WAO-uitkering ongewijzigd voortgezet, totdat deze op 21 maart 2006 werd herzien naar een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Betrokkene ging in bezwaar tegen dit besluit, maar haar bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van betrokkene tegen het besluit op bezwaar gegrond en vernietigde dit besluit, omdat het medische onderzoek niet was uitgevoerd door een verzekeringsarts, zoals voorgeschreven door het Schattingsbesluit.
Appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, ging in hoger beroep. In het hoger beroepschrift werd aangevoerd dat de bezwaarverzekeringsarts het gebrek in het onderzoek had hersteld door dossieronderzoek en het bestuderen van medische gegevens. Echter, de Raad oordeelde dat het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende was, omdat er geen lichamelijk onderzoek had plaatsgevonden, wat noodzakelijk was gezien de klachten van betrokkene. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar op andere gronden, en oordeelde dat het besluit op bezwaar strijdig was met de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad oordeelde dat de kwaliteit van het onderzoek door een niet-verzekeringsarts niet gelijkwaardig is aan dat van een geregistreerde verzekeringsarts. De Raad bevestigde de vernietiging van het besluit op bezwaar en veroordeelde het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van betrokkene, die werden begroot op € 644,-. Tevens werd een griffierecht van € 428,- opgelegd aan het Uitvoeringsinstituut.